maandag 16 april 2018

Zwemmen


Ruim vijf jaar geleden breken mijn vliezen. We worden ouders van ons eerste kind. Het is onze eerste kennismaking met het zelfstandig verzorgen van een baby. Het is niet de eerste de beste kennismaking. Dit kind wijkt af van de westerse modelbaby waarover ik in mijn zwangerschap gelezen heb. De modelbaby die lekker in het eigen wiegje slaapt, mooie nachten van zeven tot zeven maakt met twee maanden of de baby die de box een fijne plek vindt om in te verblijven. Deze baby rebelleert tegen alles dat ook maar iets lijkt op de westerse cultuur. Behalve dan tegen zijn ouders en tegen de ontzettend westerse borst van zijn moeder: daar is hij graag. Dag en nacht. Zeven dagen per week, ongeacht de situatie. Daarover heb ik niks gelezen. Klopt mijn kind wel?

De noodzaak is geboren. Ik leerde tijdens mijn opleiding tot loopbaanadviseur het zinnetje ‘noodzaak doet veranderen’. Tot dan toe is het een theoretisch stukje gereedschap. Met mijn vers verworven moederschap zie ik dat zinnetje plotseling in een totaal ander licht. Pas wanneer het water je aan de lippen staat zal je leren zwemmen. Het is leren zwemmen of verzuipen.

De rebellerende biologisch dynamische baby maakt me wanhopig. De baby verzuipt in mijn moedermelk. Ik verzuip in tranen en Man verzuipt bijna onder de douche wanneer hij daar in slaap sukkelt door het slaapgebrek. Ik begrijp serieus niet waarom dat mensen praten over een roze wolk of ‘genieten’ van de kraamtijd. Ik begrijp niks van mijn baby. Als ik mensen om raad vraag krijg ik adviezen waarvan ik buikpijn krijg als ik ze toepas. Klop ik wel? Waarom werkt het niet?
De baby dwingt mij achteraf gezien om te luisteren naar onze biologie: met een hoog volume, gedurende een hele lange tijd, zodat ik zijn behoeften heel serieus moet nemen.

Tot op de dag van vandaag ben ik mijn oudste dankbaar voor deze lessen. Ik weet zeker dat ik onze kinderen in eerste instantie net zo had grootgebracht als hoe mijn ouders en schoonouders hun kinderen grootbrachten. Voordat ik dat de volgende verjaardag wat uit te leggen heb: dat is niet slecht geweest. Mijn man en ik zijn uiteindelijk tot gezonde volwassenen uitgegroeid. En ook: het is geweest. Een nieuwe generatie vraagt weer andere dingen van ouders. Vijf jaar later benadrukken onze kinderen ons nog steeds dat het belangrijk is om op het pad te blijven dat we gekozen hebben en dat soms mijlenver afstaat van wat ik als kind heb geleerd. Wanneer we terug willen naar het gemoedelijke warme pierenbadje dat we kennen van vroeger, duwen ze ons keihard in het koude grote-mensen-bad. ‘Zwemmen mamma! Als je er weer even in zit, voelt het best aangenaam!’

Daar zit ik als verse mamma met mijn verse baby. De lactatiekundige vertelt wat over voeden op verzoek. Dat klinkt wel logisch. Ik check het eens bij mijn naasten. Ik ben namelijk een onzekere verse moeder met een verse baby. Onze omgeving heeft een andere mening. De lactatiekundige vertelt over de draagdoek wanneer onze zoon zes weken is. Na wat lezen lijkt ook dat logisch. Ook dit check ik bij mijn naasten. Onze omgeving heeft ook daar een andere mening over. Ik raak een beetje verscheurd tussen mijn eigen gevoel, de adviezen van deskundigen en de adviezen van mijn naasten.

Ik heb zes weken op de bank doorgebracht met lekkende borsten (hyperlactatie), een huilende baby van de krampen (door diezelfde hyperlactatie) en ik heb ook nog steeds een flinke kraamvloed. Ik voel toch echt een zekere urgentie om veranderingen aan te brengen in deze situatie. Ik kan me niet voorstellen dat ik dit op de lange termijn vol kan houden. Gelukkig ben je die eerste zes weken na de bevalling – en in mijn geval ook ongeveer het eerste half jaar daarna – absoluut niet bezig met of je er al dan niet aantrekkelijk uitziet. Die weken ben je moeder en melkbar. Mooie uitvinding van de natuur ook: dat voortplanten heeft verregaande consequenties. Daar kun je maar beter een beetje voorzichtig mee omspringen. Maar toch: ik wil mezelf ook wel weer eens verzorgen. Douchen hoeft niet eens. Gewoon eens uit die pyjama en een fatsoenlijke maaltijd eten.

Ik laat een draagconsulent langskomen en zij leert ons hoe we onze kleine baby veilig in een draagdoek kunnen knopen. Wat een verademing! Het gevoel dat het op dat moment opriep kan ik nog altijd terughalen. Ik had een slapende baby!! Het duurt daarna nog twee lange, hele lange, ontzettend lange en heel erg chagrijnige dagen voordat mijn eigen draagdoeken met de pakketjesman mee komen. Wat een euforie als ze daar zijn: ons Gouden Ei in de vorm van een groen gestreepte draagdoek!

Dat het een Gouden Ei is, is natuurlijk niet waar. De baby wordt er niet anders door. De draagdoek is wél een mooie oplossing. De draagdoek in combinatie met het gevoel van euforie wordt uiteindelijk zelfs mijn nieuwe werk. In dat werk leer ik meer over onze biologie. Ik leer ook steeds meer over onze westerse cultuur. Ik kom tot de conclusie dat die twee eigenlijk helemaal niet zo mooi op elkaar aansluiten, maar… de omgeving heeft er vervolgens wel een mening over wanneer je de noodzaak ervaart om af te wijken en dat ook daadwerkelijk gaat doen.

De pogingen om de biologie en de cultuur naadloos op elkaar te laten aansluiten geeft een soort kortsluiting. Er ontstaan allemaal beroepen om die kortsluiting heen: we zijn met z’n allen bezig om in meerdere of mindere mate de baby’s die moeder natuur zo perfect aflevert te boetseren naar onze westerse cultuur, omdat wij hebben geleerd dat het zo hoort en dat baby’s zich zo horen te gedragen. We zoeken verklaringen en we leren moeders zwemmen. In de vlinderslag. De schoolslag is misschien gemakkelijker, maar die past niet zo goed bij goed ontwikkelde en geciviliseerde mensen.
Ik weet niet hoe het met jou zit, maar gemak klinkt toch wel erg aantrekkelijk als je wallen op je knieën hangen en de patatboer je van voornaam kent, omdat je weer geen puf had om te koken.

De vlinderslag gaat mij niet zo goed af. Ik krijg er buikpijn van. Mijn kinderen worden opstandig. Ze rebelleren de tent uit. Hoe meer ik MIJN plan wil doorvoeren, hoe harder ZIJ hun wasbare – inmiddels weer wegwerp - luierbillen tegen de krib gooien. Vanaf dag 1. Het zou toch maar zo kunnen zijn dat het daadwerkelijk om zelfstandige individuen gaat die alleen maar vragen om ze te begeleiden bij het groot worden!

Gelukkig bestaan er nog andere manieren om je door het water voort te bewegen zonder te verzuipen. Ook dat is menselijk: vindingrijkheid. De biologie begrijpen zorgt ervoor dat ook het water van het grote-mensen-bad stijgt naar aangenamere temperaturen. Weten dat je je kinderen niet kan verwennen in aandacht – er is serieus toch niemand die op zijn sterfbed zal zeggen ‘ik had die kinderen echt minder moeten knuffelen’ – en dat je je kinderen niet verpest door naar hun behoeften van veiligheid, voeding en geborgenheid te luisteren. Het begrip van het gedrag van je kind. Dat geeft rust. Adem.

Ik moet wel zeggen: ons derde kindje is weer een geval apart. Ik heb al van alles verzamelt om goed te zwemmen. Ik heb meerdere zwemdiploma’s en ik kan ook reddingszwemmen voor het geval dat Man verzuipt of één van onze kinderen ineens besluit om in het diepe te springen. Die derde heeft koudwatervrees. In alles. Ze vertrouwt vooral de buitenwereld niet. Dat betekent dat ik heb moeten leren zwemmen mét kind. Ook daar hebben mensen een mening over, want dat heb ik natuurlijk zelf veroorzaakt door mijn kind met mijn borst te voeden en haar te dragen in een draagdoek. Alsof ik er belang bij heb om een kind dat moet volgroeien tot een zelfstandige volwassene compleet afhankelijk te maken van haar moeder… Dat klinkt inderdaad iets als wat ik zou willen nastreven. Grapje.

Weet je wat ik nou fijn zou vinden? Dat we eens met z’n allen beginnen te praten. Met elkaar, in plaats van over elkaar welteverstaan. En dan echt luisteren. Gewoon naar de woorden die iemand uitspreekt in plaats van dat je gaat lopen vissen naar de verborgen boodschap. Luisteren zonder oordeel. Die oordelen zijn er al genoeg. Als ouders onder elkaar weten we toch allemaal hoe verschrikkelijk koud dat grote-mensen-bad kan voelen. Als oudere-ouder vergeet je het misschien een beetje. Ook ik word er vaak weer aan herinnerd wanneer ik jonge ouders zie met hun eerste kindje. Mijn watertje voelt duidelijk al iets aangenamer.

Denk je dat je als ouder de energie hebt om maar eens even ‘iets nieuws’ te proberen omdat het een ‘hype’ is of omdat het je ‘leuk’ lijkt? Denk je ook wel eens: ‘Weet je, ik heb zoveel tijd en energie over. De was is klaar, het huis is schoon en de kinderen zijn zo lekker rustig. Ik ga eens bekijken of we het allemaal over een totáál andere boeg kunnen gooien. Dat lijkt me nou zó leuk!’

Er móet wel sprake zijn van noodzaak om je in een akelig onbekend en koud water te begeven en om daar vervolgens ook nog van zwemslag te verwisselen, zeker als je weet dat iedereen daar een oordeel over heeft. Een oordeel dat zo hard kan binnenkomen dat het water je tot aan de lippen stijgt.

Je bent moe van het slaapgebrek, de strijd met je kinderen of gewoon de beslommeringen van alledag die het draaiend houden van een gezin van je vragen. Het gras bij de buren mag groener lijken, inmiddels weet ik dat het er achter elke voordeur min of meer hetzelfde aan toe gaat. Maar weinigen praten erover. We denken allemaal dat we als enige falen in het zwemmen in de vlinderslag, terwijl ondertussen de rest van de ouders ook gewoon lekker voor de schoolslag kiest, waarbij je kinderen bij je op de kamer slapen en ze een tosti als avondeten eten.

zaterdag 7 april 2018

De Norm


Toen ik nog een peutertje was, gaf mijn moeder mij een boek aan. Op de kop. Ik draaide het recht. Boeken horen namelijk niet op hun kop. Dan kun je niet lezen wat er staat. Over mijn taalontwikkeling hoor ik jaarlijks op mijn verjaardag nog mooie anekdotes. Piramide. Verkeerslicht. Verzin het! Ik ben de oudste thuis, dus wat ik doe is voor mijn ouders de norm.

Ik ga naar school. In groep vier lees ik op AV niveau 9. In groep acht struin ik de bibliotheek in Zevenaar af naar boeken van Sigmund Freund. Al snel kom ik tot de conclusie dat ik het werk van zijn leerling Carl Gustav Jung veel interessanter vind. Ik ben nog steeds de norm. Er is niemand (bij mijn weten) die zich afvraagt of dit daadwerkelijk de norm is en ik neem het gewoon aan. Ik voel me wel een beetje anders. Ik begrijp de wereld niet zo goed. Vooral niet hoe mensen met elkaar omgaan.

De middelbare school vind ik nog lastiger. Ik weet niet hoe ik moet leren. Ik weet niet hoe ik mijn huiswerk in mijn agenda moet schrijven. Ik weet alleen dat ze hebben gezegd dat wanneer je havo doet je altijd een punt hoger hebt dan wanneer je vwo doet. In de praktijk blijkt dat tegen te vallen als je niet daadwerkelijk hebt leren leren. Bovendien maak ik kennis met gierende hormonen en ik vorm een – ontzettend sterke en afwijkende – mening over de maatschappij.

Ik wil naar de kunstacademie. Daarvoor leg je een portfolio aan en dan bepalen ze elk half jaar wat je vooruitgang is. Ze bekijken je werk en hebben er commentaar op. Ik durf niet. Klotsende oksels, alleen al bij het idee! Dat kan ik nooit. Ik kan wel een beetje tekenen hoor, maar anderen zijn veel beter. Mijn portfolio hang ik aan de wilgen en ik kom na wat omzwervingen via Nijmegen in Deventer terecht. Daar woon ik op mijzelf. Ik werk 32 uur naast mijn fulltime studie. Voor mij is dit de norm.

Na mijn studie solliciteer ik bij Stichting MEE in Arnhem: ‘Ben jij wel eens getest op hoogbegaafdheid?’

Ik weet niet wat ik hoor. Ik? Koekoek! Wat denk je zelf? Ik heb maar HAVO gedaan… Zo slim ben ik echt niet. Oké, ik kan dingen wel goed onthouden. Vooral telefoonnummers, adressen, namen, plaatsen, gebeurtenissen, maar da’s gewoon een goed geheugen. Ik ben niet hoogbegaafd. Bovendien kwam ik hier voor een sollicitatie en niet voor een diagnose. Ik ben nooit bij MEE begonnen.

Mijn zoon is een dreumes. Hij praat nog niet zo goed. Hij laat de kraamverzorgster zien waar alle spullen in huis staan wanneer ze de vaatwasser uitruimt. Eerst gelooft de kraamverzorgster het niet. Daarna blijkt het toch allemaal te kloppen. Hij begrijpt haar echt! Het verbaast ons, maar ja, het is ons eerste kind, dus wat zoon doet is voor ons de norm.

Zoon gaat naar school. Na twee weken roept Juf ons bij haar: onze zoon maakt zich de stof wel heel gemakkelijk eigen. Zou de Plusklas wat voor hem zijn? Het wordt zoon te veel. Zodra mensen wat van hem verwachten vindt hij het spannend. Hij hangt zijn motivatie aan de wilgen en besluit zich te voegen naar de norm. Wat moet voor groep één doet hij. Geen werkje meer. Pas als Juf zegt dat hij óók groep twee is komt er schoorvoetend een weektaakje bij.

Zoon zegt ‘ik kan lezen in mijn hoofd’. Wanneer we aan hem vragen om het te laten horen, haakt hij af. ‘Ik kan het echt hoor!’ Zo gaat het een paar maanden door. We installeren een spelletje op mijn telefoon. Ik selecteer groep drie. Taal. ‘Laat maar zien, jongen.’ Zoon gaat aan de slag. Verrek. Hij kan lezen.

Vanaf daar gaat het balletje rollen. Aangezien zoon behoorlijk koppig, intens, autonoom, wilskrachtig en temperamentvol is hebben we zowel regulier als alternatief hulpverleningsland bewandeld vanaf zijn geboorte tot aan nu. Soms blijkt er echt wat te zijn, zoals een vastgeslagen wervel in zijn onderrug. Soms is er niets en moeten we weer verder zoeken. We krijgen steeds meer het vermoeden dat onze norm wat anders ligt dan bij anderen. Maar ja, dat toegeven… Lastig hoor.

Inmiddels moeten we wel. Onze zoon wijkt af van de norm en heeft daarbij hulp nodig. Het heet een ontwikkelingsvoorsprong. En ja mamma, jij bent ook echt hoogbegaafd.

Schoorvoetend neem ik het aan. Misschien eerst maar eens wat lezen. Hoogbegaafd. Weet je dat ik daar wat van vind? Ik ben geen Down, ik ben geen Borderline, ik ben geen ADHD, die dingen héb je. Ik heb dus ook hoogbegaafdheid. Naast dat ik daar wat van vind, vind ik ook wat van de benaming. Hoog. Alsof je beter bent. Ik ben niet beter. Mijn zoon is ook niet beter. Alle mensen zijn gelijk en we hebben allemaal onze kwaliteiten, maar om jezelf te vereenzelvigen met een bepaalde hersenstructuur vind ik een lastige.

Ik ga in de rouw. Om dingen die ik heb laten liggen. Om dingen die ik heb ervaren zoals ik ze heb ervaren en die dus niet volgens de norm waren. Dingen die ik heb ervaren omdat mijn hoofd daar dingen mee deed. Alles is namelijk intenser, maar wist ik veel. Ik dacht dat het de norm was. Of eigenlijk voelde ik wel dat ik niet helemaal in de norm pas, maar waar dan wel?

Alles gaat snel bij mij. Niet alleen de informatieverwerking dus klaarblijkelijk, maar ook de manier waarop ik verwerk. De rouw wordt boosheid, want liever was ik als alle anderen en liever had ik een zoon binnen de norm. Daarna word ik boos omdat er zo betrekkelijk weinig geregeld is voor kinderen die op deze manier afwijken van de norm en dat ik steeds moet uitleggen dat het geen luxeprobleem is. Mijn kind is niet slim. Ik ook niet. Onze hersenen werken fundamenteel anders en omdat mijn zoon op dit moment mee moet met een norm – die regulier basisonderwijs heet – heeft hij daar verrekte veel last van.

Inmiddels zit ik in een soort stilte. Ik dobber wat in mijn rubberbootje op het meer dat omringt is door enorme bergen. Bergen die me het zicht versperren. Ik heb geen idee wat erachter ligt. Ik moet zélf roeien, maar daar ben ik eigenlijk te moe voor. En te bang. Ik weet niet wat er achter de bergen ligt. Als er één ding onlosmakelijk verbonden lijkt met hoogbegaafdheid dan is het wel faalangst. Oh wat voel ik die. Als toen ik naar de kunstacademie wilde en niet ging.

Waarom deel ik dit? Dat vind ik best spannend eigenlijk. Er is ook een beetje faalangst. Er kleven zoveel vooroordelen aan hoogbegaafdheid. Het is een hype lijkt het. Ik begrijp het niet, die hype. Alsof het een luxe is. Ondanks dat het heel veel mooie facetten heeft die ik inmiddels goed weet te benutten – daarom lees je onder andere mijn blogs – lijden wij eronder. Als gezin. Het is intens, alles is anders en je moet steeds maar uitleggen dat het écht anders is en dat een soort van ‘standaardoplossing’ niet werkt. Ik heb inmiddels ook wat ouders ontmoet wiens huwelijk niet bestand is gebleken tegen het natuurgeweld dat gepaard kan gaan met diezelfde hoogbegaafdheid.

Hoe dan ook. Ik ben ooit gestart met schrijven om taboes te doorbreken. Bij dezen.

---

Voetnoot:

Uiteindelijk maakt het natuurlijk helemaal niet uit wat je labeltje, verklaring of stempeltje is. Ik heb gemerkt dat het adem kan geven om te weten wat de verklaring is voor je gevoelens, je gedrag en het constante zoeken naar aansluiting, terwijl je die maar weinig écht vindt.

Een label is een verklaring. Geen excuus. Geen tent of grot waarin je je kan verschuilen en waar je kan gaan zitten zwelgen. Vanaf de verklaring begint de erkenning, de verwerking en de blijvende strijd met de buitenwereld, omdat die niet ineens anders zal wezen.

Het geeft richting aan je weg. Een soort vage routekaart waardoor je iets beter weet hoe je je eigen pad kan vervolgen, zonder telkens weer in een klif te storten of tegen een bergwand te stuiten.

Ik hou niet van etiketjes. Ook niet op flesjes bier trouwens. Uiteindelijk gaat het om wat er in zit.