maandag 25 december 2017

Baby kleden in de winter | Info

Je zou geen jonge ouder zijn als je niet voor het ene na het andere dilemma staat. De vraag van vandaag is: ‘Wat trek ik mijn baby aan tijdens het dragen in de draagdoek of draagzak?’
Voor het gemak gebruik ik trouwens overal het woord draagdoek, want dat leest een stuk prettiger voor je.

Ik baseer dit artikel op mijn eigen ervaringen. Allereerst natuurlijk de ervaring als moeder van drie jonge Blommetjes, maar ook door het bijna dagelijks uitwisselen van tips met andere jonge ouders. Ook ik groei elke dag een beetje meer in mijn ouderschap en ik deel deze tips graag met jullie.

Onderaan dit artikel staat een stap voor stap ‘gebruiksaanwijzing’ voor het aankleden van je baby.

Wat trek je je baby aan in de draagdoek?


Elk kindje is anders. Je hebt koudbloedige baby’s, warmbloedige baby’s en baby’s die gewoon alles wel best vinden. In elke situatie geldt dat je goed naar je kindje blijft kijken. Een rood hoofdje of zweten betekent dat je baby het te warm heeft. Haal het dan uit de draagdoek en laat het afkoelen.

In het nekje van je baby zit een soort thermostaat. Je kan daar altijd voelen hoe het met de temperatuur is. Warm is te warm, koud is te koud. Er zullen heel wat bezorgde oma’s zijn die vol goede bedoelingen de handjes en de voetjes van je baby checken. Laat ze vooral weten dat ze in het nekje kunnen voelen hoe het met hun lieve kleinkind gesteld is. Ook zij zijn nooit te oud om te leren.

Je hebt (ook nog) een visie volgens de antroposofie: houd je baby aangenaam warm, zodat het alle energie kan gebruiken om te kunnen groeien en zich te kunnen ontwikkelen. Die visie vind ik persoonlijk wel een mooi uitgangspunt, voornamelijk omdat ik het zelf ook graag aangenaam warm heb. Waarom zou dat voor mijn kinderen dan anders wezen?

Ontsierende bobbels op je baby


Heb je de draagdoek perfect geknoopt en gladgestreken, verschijnt er zo’n ontsierende bobbel op de rug van je kind… De opkruipende shirts, vestjes of jasjes zullen je niet vreemd voorkomen.

De ideale oplossing voor de ontsierende bobbels: jumpsuits! Deze pakjes uit één stuk houden de rug en buik van je baby lekker warm. Ze zijn bovendien erg handig voor het beperken van je was, want doordat je steeds één pakje hebt hoef je ook maar één kledingstuk op te vouwen. Dat laatste geeft natuurlijk de doorslag.

Hetzelfde geldt voor het superleuke jasje van je baby. Superleuk in theorie en in de praktijk blijkt het ding toch behoorlijk een eigen leven te leiden. De oplossing is een overall. Deze staat minstens zo schattig. Op deze shop vind je een betaalbare fleeceoverall. Wanneer je iets meer budget hebt kun je kiezen voor een wollen overall van bijvoorbeeld het merk Cosilana.

Deze overall hoeft je baby overigens alleen aan in het autozitje, de kinderwagen of wanneer je over je jas draagt. Wanneer je onder je jas draagt of binnen bent, vind ik een overall al snel veel te warm. Een overall is trouwens ook nog ideaal voor de al lopende kleine donderstenen.

De blote spekbeentjes van je baby


Ik weet niet hoe het met jou zit, maar als ik ergens een hekel aan heb dan is het wel aan koude enkels. Om dit dan maar weer fijn op mijn kinderen te projecteren houd ik van compleet afgedekte beentjes, van bil tot kleine teen.

Om bij de bil te beginnen: je kan kiezen voor een wasbare luier of een wegwerpluier. De wollen overbroekjes voor een wasbare luier doen ook prima dienst over een wegwerpluier. Zo heb je een groot deel van de romp én de bovenbeentjes al mooi afgedekt. Zo’n wollen overbroekje is trouwens ook ideaal als korte broek in de zomer.

Opkruipende broekspijpen tackel je met maillots, kniekousen en beenwarmers. Gebruik datgene wat bij je past en je zal merken dat er enorm veel te koop is.

Ik gebruik zelf maillots van Ewers. Die zijn wat duurder, maar houden een prachtige pasvorm. Deze maillots vallen trouwens groot. De kniekousen van Duns Sweden zijn van uitstekende kwaliteit en kunnen ook tegen een stootje. Hier komen ze zelfs af en toe in de wasdroger terecht. Beenwarmers zijn écht multifunctioneel. Ideaal voor over de jumpsuit, maar ook leuk bij je meisje onder een rokje of korte broek en ook nog eens ideaal tijdens het zindelijk worden. Tot slot kun je ze over je eigen polsen gebruiken. Koude polsen is namelijk net zo vervelend als koude enkels.

Het blote bolletje van je baby


In de kraamweek hameren ze enorm op dat mutsje van je baby. Het hoofd is namelijk zo’n grote oppervlakte in verhouding, dat daar gemakkelijk veel warmte aan verloren gaat. Eigenlijk is het heel gek dat het na de kraamweek geen issue meer is, want dat hoofd blijft nog wel even groot en lang niet alle baby’s hebben een haardos als Jan Vayne.

Om het hoofdje van je baby langere tijd te kunnen beschermen zijn er strikmutjes. Deze knoop je onder het kinnetje of op de rug. 100% katoen is natuurlijk prima. Er zijn ook strikmutsjes van wol, wolzijde of van zijde. Elk materiaal heeft zijn eigen eigenschappen. Wol en zijde zijn met name interessant vanwege de temperatuur regulerende eigenschappen.

Volgens de antroposofie omhult en beschermd zijde je baby, zodat enerzijds de warmte bij je baby blijft en anderzijds je baby (en de openstaande fontanel!) afgeschermd worden van prikkels van buitenaf. Doordat een strikmutsje ook de oortjes bedekt, is het echt een omhulsel. Ik kan vooral aan mijn jongste dochter merken dat het mutsje haar helpt om haar energie vast te houden.

Maak je (baby)borst maar nat


Je kent het vast wel. Doorkomende tandjes. Althans, dat vermoed je. Ondertussen kwijlt je baby al maanden al z’n kleding nat en is er nog geen tand te bekennen. Door een bandana of kwijlslab te gebruiken bescherm je de kleding en je wisselt het gemakkelijk. Dat scheelt omkleedstress en hier zorgt dat dan weer voor een blijere baby.


Babykleding stap voor stap


Nu je bovenstaande heb doorgeploeterd of lekker ontspannen hebt zitten lezen is het tijd voor een gebruiksaanwijzing, want hoe breng je bovenstaande tips nu in de praktijk? Je werkt laag over laag en daarbij vraag je je telkens af wat bij je baby en de weersomstandigheden past. Ik heb trouwens gemerkt dat we snel geneigd zijn de baby te koud te kleden. Je zou het andersom verwachten hè!


Winter


Stap 1 | Luier

Wasbare luier / wegwerpluier en eventueel wollen overbroekje.

Stap 2 | Romper

Romper met lange mouwen. Katoen, wol/zijde, zijde, wol. Het kan allemaal als het maar een natuurlijk materiaal is. Wel zo prettig voor het tere huidje van je baby.

Stap 3 | Maillot of kniekousen

Maillot of kniekousen. Dit beschermt de onderbeentjes én de bovenbeentjes van je baby. Je kan ook kiezen voor kniekousen. Zeker in combinatie met een wolbroekje heb je dan de bil tot kleine teen ook goed bedekt.

Stap 4 | Jumpsuit of Dungaree

Jumpsuit met lange mouwen. Dit omhult je baby helemaal en ze zijn in zoveel verschillende opties en uitvoeringen te verkrijgen dat er wel iets tussen móet zitten dat bij jou en je baby past.

Dungaree, Tuinbroek of Salopette + Trui met lange mouwen. Hiermee kun je ook lekker los gaan. Geen beperking voor je wasgoed, want je hebt alsnog 2 items nodig, maar wel erg leuk om mee af te wisselen. Vooral lopende kindjes in een salopette vind ik om op te vreten!

Een Salopette + Trui is bijvoorbeeld ook een hit wanneer je kindje zelfstandig eet en kliedert. Zo kun je gemakkelijk het truitje verwisselen en hoef je niet steeds een nieuwe jumpsuit te kiezen.

Stap 5 | Sokken en Slofjes

De afwerking bestaat uit een paar fijne sokjes of sloffen. Je baby draagt misschien al een maillot of kniekousen, maar hierbij zou ik echt de laagjes in ere houden. Loop je nu zelf enkel op je sokken door het huis (zonder vloerverwarming…) of heb je liever sokken én sloffen aan?

Stap 6 | Beenwarmers

Naast de sokken kies je een paar leuke beenwarmers. Die kun je laten matchen met de rest van de outfit. Als je baby warmbloedig is kun je ervoor kiezen om de beenwarmers enkel te gebruiken wanneer je naar buiten gaat. Oók als je onder je jas draagt. Ongemerkt koelen die beentjes toch snel af en als je merkt dat het te warm is zijn ze zo uitgetrokken.

Stap 7 | Strikmutsje

Een strikmutsje kun je ook binnen dragen. Het is echt niet zo dat een muts alleen voor buiten is. Ik ken zelfs mensen die voor binnen een mutsje gebruiken (katoen of wol/zijde) en dan er voor buiten nog een lekkere dikkere wolfleece muts overheen doen. Het hoofdje van je baby beslaat nog lang een grote oppervlakte en je baby verliest daardoor dus ongemerkt nog best wat warmte en energie. Energie die ze ook goed kunnen gebruiken om lekker te groeien.

Stap 8 | Bandana of Kwijlslab

Wanneer je een kwijlbaby hebt – ongeacht de oorzaak – is een bandana bijna onmisbaar. Je hebt hele leuke varianten bij de Hema en ook kledingmerken als Maxomorra en JNY hebben leuke printjes.


Ik wens je heel veel plezier met het aankleden van je baby! Hopelijk neemt dit artikel wat van je ouderlijke zorgen weg. Mocht je vragen hebben, suggesties willen aanleveren of opmerkingen willen plaatsen, dan sta ik daar uiteraard voor open.



maandag 18 december 2017

Pappa's plekje

Het plekje van Pappa, dat is er eentje om te begeren en te veroveren. Niet alleen is het zo dat het biologische instinct van onze mensenkinderen nog altijd op volle toeren draait – ze zijn tenslotte nog steeds voor 98% aap in hun DNA - het is ook nog zo, dat die vent die gebukt gaat onder de naam Pappa altijd de volledige aandacht van Mamma krijgt (en een mooi Technisch Lego pakket heeft van een trekker (tractor)). Dat moet en zal je gewoon ook hebben.

Hiërarchie. Ik ben er zelf een beetje allergisch voor. Al is allergie trouwens niet eens de perfecte omschrijving, want eigenlijk voel ik hiërarchie gewoon nooit. Ik kan wel aanvoelen dat iemand zich beter of minder dan me voelt – of dat een nare vertegenwoordiger me op een soort van door hem bedachte plek wil drukken – maar bottomline trek ik me daar weinig wat van aan en kan ik er ook heel weinig mee. In mijn hoofd werkt het namelijk heel anders.

Ik ervaar iedereen als mens. Dus iedereen is voor mij gelijk en ik heb geleerd van mijn moeder dat je een ander nooit mag veroordelen. Het zit dus ook nog een stukje in de cultuur die ik van huis uit heb meegekregen. In de praktijk werkt dat natuurlijk soms een beetje anders, omdat mensen nu eenmaal erg snel oordelen. Ook zo werkt ons brein. Ons brein is lui en houdt van voorspelbaarheid en hokjes. Toch kan ik wel stellen dat ik die open blik die ik als baby had, nog steeds wel heb. Zij het wat minder bleu en met wat minder kwijl rond mijn mond. Wanneer ik iemand tref ga ik altijd uit van de goede bedoelingen van de ander en probeer ik me dusdanig te verplaatsen in de ander dat ik het gedrag of de opmerking kan plaatsen. Bij sommige mensen is dat gemakkelijker dan bij anderen, maar, het werkt! Zo lang ik te maken heb met volwassenen althans.

Bijna vijf jaar geleden werd ik moeder van een zoon. Hartstikke leuk. Alle verhalen van zonen de hun moeders vereren passeren de revue. Ik moest vooral gaan geloven dat er niets zo bijzonder is als de relatie tussen een moeder en haar zoon. Bovendien leek het mij dan weer hartstikke leuk dat hij me ooit boven het hoofd groeit. In letterlijke zin dan. In figuurlijke zin gebeurde dat al vrij snel, omdat hij de eerste paar jaren van zijn leventje enorm gehuild heeft en er nog al een eigen mening op na houdt, zo klein als ie is.

Het was dat iemand me er op attendeerde hoe het in de natuur eigenlijk werkt. Mannetje eerst en dan pas het vrouwtje. Zo voelen de kinderen het ook. Die varen tenslotte voortdurend op hun biologische imprent en wij proberen daar een soort van sausje over te gieten in de smaak van onze cultuur. Mijn zoon is de enige in een roedel vrouwen en als pappa er niet is, wie neemt er dan de leiding? Weet hij veel dat het in de moderne Westerse wereld zo is dat mamma het roer dan overneemt. Het kan wel zo zijn dat het in onze cultuur zo geldt, maar die hardnekkige biologie – met dus die 98% aap – die voelt dat gewoon anders! Hij is de man. Hij is de baas.

Dus inderdaad. Toen ik er op ging letten zag ik de eeuwige strijd om de macht ook in ons gemoedelijke – uhm… iets minder gemoedelijke – huishouden ontstaan. Zoon zat aan het hoofd van de tafel. Oeps… Dat was dus onbewust een soort signaal: jij bent de baas. Daar gaan we eens even mee experimenteren.

Toen we zoon verplaatste naar de zijkant van de tafel ontstond er direct een strijd. Met veel lawaai maakte hij duidelijk dat deze verandering niet naar zijn zin was. Hij wilde bepalen hoeveel hij at, wanneer hij at, of hij at en waar hij mocht zitten. Ik zeg je: ik stond er bij en ik keek er met grote ogen van verbazing naar. Mijn lieve, kleine, jonge, piepjonge, zoon die zo probeert om zijn plekje te veroveren. Zou het dan toch echt waar zijn?

Je kan mijn zoon – die inmiddels bijna vijf is – enorm driftig maken door de woorden uit te spreken: ‘Jij bent niet de baas in huis.’ Dat haantjesgedrag van Man of de salsa-klanken van het testosteron, hoe je het ook wil noemen, dat zit ook ernstig is die lieve, ondeugende – en dus ook ontzettend driftige en koppige! – Kleuter. Ik spreek die woorden dan bij voorkeur ook niet uit. Ik deed er na het lezen van een interessant artikel nog een ander experiment mee.

Op de website van Kiind las ik eens een artikel over Bokito wanneer het gaat om het grootbrengen van je kinderen. Wat zou Bokito doen? De moraal van het verhaal was dat we nog steeds voor 98% aap zijn en dat een apenmoeder haar kind niet probeert omver te blazen met de meest ingewikkelde en dure woorden. Het gaat om de non-verbale acties. Dus wanneer je je kind waarschuwt, dan voeg je daar direct een non-verbaal signaal aan toe. Alleen woorden vinden weinig doorgang in die overheersende 98%.

Het leuke aan ouder zijn is dat ik ook maar wat doe. Als ik dus weer eens met mijn handen in het haar zit, omdat ik naast een landje-pik-Kleuter ook een ik-ga-de-strijd-aan-Peuter heb rondlopen, dan zoek ik mijn toevlucht tot een van mijn beste vriendinnen die eenzelfde soort kinderen op de wereld zet en tot artikelen die ik dan ‘toevallig’ tegenkom.

Bokito werkt. Dat is een ding wat zeker is. Het enige probleem is dat ik nogal verbaal ben aangelegd – vandaar ook deze fijne blog -, dus ik moet echt heel hard mijn best doen om mijn non-verbale kant naar boven te laten komen. Dat mijn kinderen daar geen enkele moeite mee hebben bleek wel in de zwangerschap van Baby. Na 32 weken moest ik absolute rust houden. Mijn bloeddruk ging omhoog (vind je het gek…) en het werd wat minder aangenaam voor Baby in mijn buik. Daar zat ik dus. Op de bank. Een beetje haken en thee drinken. Het enige dat ik kon was verbaal ingrijpen en jongens wat moest ik mijn best doen.

Peuter had binnen no time door dat de situatie anders was en ze voelde ruimte. Waar eerder zoon de dienst uit probeerde te maken, begon Peuter nu hard haar best te doen om mijn plekje in te pikken. Het was pappa voor en pappa na. Ze wilde alleen maar op het plekje van mamma slapen: ‘Mij naast pappa!’ Ze wilde alleen maar naast pappa zitten aan tafel: ‘Mij naast pappa!’ En wanneer er iets was dat in haar ogen volstrekt logisch was, maar in mijn ogen niet door de spreekwoordelijke beugel kon, dan trok ze haar laarzen aan en trok ze één lange sprint naar achteren, naar de boerderij. Daar was pappa en daar zou ze wel eens even vertellen wat die gekke mamma allemaal deed. Inclusief pruillip en stampende voetjes.

Ik was bevallen van Baby en het ging door. Tot overmaat van hiërarchische ramp kregen we in het kraambed de waterpokken. Peuter begon. We wilden haar een beetje uit de buurt houden van de tot dan toe smetteloze Baby, dus ze kon wel slapen op haar eigen kamer. Pappa zou ’s nachts wel bij haar blijven… Ja ja, je voelt de bui inmiddels vast wel hangen. Dat beetje aanzien voor mij wat er nog resteerde verdween als smeltende sneeuw bij een stralend zonnetje. Ik begon weer bij nul.

Nou is er geen nood aan de man. Alles werd automatisch weer in het gareel getrokken doordat ik uit bed kwam, weer meer mijn moederrol kon vervullen en er weer vaste plekken aan tafel kwamen (in plaats van op de bank of op het vloerkleed). Het heeft me wel aan het denken gezet. Zeker omdat ik dus zelf niet zo goed ben met die hiërarchie. Ik heb er niet zo’n boodschap aan. En toch. Je kan onze biologie gewoon niet ontkennen. Dat kom ik dagelijks tegen in mijn werk als draagconsulent en dat vertel ik ouders ook dagelijks! Op de één of andere manier trek ik dat dan niet door naar het gezin wat hier leeft.

Wat is dan wijsheid? Je stug blijven voornemen dat we in 2017 leven en dat er in deze moderne tijd andere regels gelden dan zeg duizenden jaren geleden? Of is het misschien toch ergens de kunst om je open blik te blijven behouden? Om te accepteren dat we inderdaad in 2017 leven met de huidige wetten, regels, waarden en normen. Maar om óók te accepteren dat we nog steeds 98% aap zijn. Dat onze biologie blijft schreeuwen op de achtergrond en dat je dat wel weg kan willen drukken, maar dat dat gewoon niet mogelijk is.

Het lijkt zo bekrompen. Zo primitief ook om te benoemen dat je zoon zijn dagelijks bezigheden gewoon enkel gestoeld zijn op de overwinning. Aan het hoofd van het gezin komen te staan. Op de plek van pappa als hij er niet is of in elk geval als generaal onder de maarschalk. Misschien is dit dan wel natuurlijk ouderschap met een heel andere smaak: simpelweg erkennen dat je voor 98% een aap bent en dat implementeren in de huidige moderne samenleving.


Overigens ben ik er heilig van overtuigd dat het niet alleen voor de jongens geldt. Meiden zijn net zo hard bezig met hiërarchie. Dat merk ik wel aan mijn eigen dochters – die ondanks de 8 maanden van Baby al heerlijk met elkaar samenspannen - en de continue strijd tussen zoon Kleuter, dochter Peuter en een kruipende dochter Baby in hun kielzog. Ik denk wel dat het helpt om wat lucht te krijgen als ouder: laat ze maar gewoon lekker voor 98% de Bokito uithangen en dan gieten we er als ouder heel af en toe nog een beetje 2% cultuur overheen.

Loslaten. Ai…

maandag 11 december 2017

Nooit meer

Op de één of andere manier werkt het menselijke brein zo – of in elk geval mijn menselijke brein – dat ik iets doe, dat ik daar dan van denk dat ik dat nooit meer wil doen en dat ik het dan vervolgens toch weer doe. Eigenlijk zit dit in mijn hele leven verweven, want wie heeft er niet ook eens al kokhalzend proberen uit te brengen dat je nooit meer alcohol drinkt…

Hoe toepasselijk de alcohol dan ook mag wezen voor deze periode van het jaar. Ditmaal gaat het natuurlijk over ouderschap. In het bijzonder over de bevalling en de kinderwens.

Ik vond de bevalling van Kleuter echt níet leuk. Het was een inleiding op medische indicatie, dus sowieso al wat anders dan bij een eigen startsein. Het ging eigenlijk best goed vond ik, toen het infuus er eenmaal in zat en ik mooie weeën maakte. De verpleegkundige (of arts?) dacht daar in elk geval anders over, want die vond dat ik nog teveel praatjes had. Wist ik veel dat ik ook tijdens het bevallen gewoon door blijf kakelen. Hup, het infuus omhoog.

Die enorme stroom kunstmatige oxytocine daar wist mijn lijf niet zo’n raad mee. Tel daarbij op dat het de eerste ervaring is, dat de weg nog vrijgemaakt moest worden – en hoe beroerd dat je dan groothoofdige kinderen maakt -, dat ik amper bewegingsvrijheid had én dat ik op mijn rug lag. Ik heb mijn man vriendelijk verzocht om direct een vasectomie uit te laten voeren, want we waren nu toch al in het ziekenhuis. Dit wilde ik NOOIT MEER!

Alles kreeg een plekje. Dat duurde overigens lang. Die eerste ervaring heeft er flink ingehakt. Ik was dan ook sneller in verwachting van Peuter dan we hadden verwacht en ergens had ik het toen toch ook nog niet helemaal verwerkt. De zwangerschap was de verwerking met de bevalling als grote finish. Dit was een mooie thuisbevalling in topsnelheid. Eentje waarbij ik Man wederom vriendelijk verzocht om de zaak te laten knippen. Ik vroeg mezelf ook hardop af: ‘Waarom ben ik hier weer mee begonnen?!’ Nooit meer.

Ha. Nature is a bitch. Echt hoor. Inmiddels zit ik namelijk met nummer drie op mijn buik gebonden. Tijdens de zwangerschap verzuchtte ik al ‘nooit meer’. Al die pijntjes, hormonen wisselingen, maar vooral die transformatie van mijn lijf. Wéér! Ben je er net aan gewend dat je borsten en billen een bepaalde omvang hebben, gaan ze weer wat anders doen, want elke zwangerschap doet dus weer andere dingen met je lijf en steeds vindt je lijf het nodig om buik, borsten, billen en dijen opnieuw te positioneren.

De bevalling viel mee. Dat kan echt. Het was zo’n mooie ervaring dat ik het gewoon nog zo tien keer over zou willen doen. Alleen de periode er na. Poeh! Dat vond ik wat minder. Ik ben zo gehecht aan mijn actieve, levendige lijf. Dat zit er gewoon niet in als je er net een kind hebt uitgewerkt. Ik was ook best gehecht aan al die extra kilo’s, omdat op gewicht blijven een serieus issue is hier. Denk maar niet dat ze deze keer bleven plakken ondanks de ‘Oh wacht maar als je kinderen – twee kinderen – drie kinderen hebt.’ Zelfs de mensen die het commentaar geven passen hun verwachtingen aan… Dus ja. Mijn lijf ging aan het ontzwangeren.

Daar zit ik dan. Volledig in mijn vruchtbare periode - want ik ben pas 31 jaar - en mijn lijf heeft geen boodschap aan dingen als ‘net bevallen’ of ‘volledige borstvoeding’. Volledige cyclus is het credo. Bij die cyclus hoort dan direct ook weer die altijd maar schreeuwende biologische oerdrift. Plant je voort nu het nog kan! Maak je buik een huis voor een nieuw leven! Barst.

Die schreeuwende oerdrift moet ook hartstikke blind zijn, want ten eerste heb ik een diastase van boven naar beneden van een niet te missen drie centimeter. Voor de lezers die niet weten wat het is: mijn buikspieren zullen elkaar nooit en te nimmer meer kunnen aanraken. Natuurlijk gezien dan, want alles is te opereren.

Ten tweede heb ik al sinds de zwangerschap van Kleuter een navelbreuk. Deze navelbreuk zorgt voor een plopnavel en ik moet elke zwangerschap aanhoren: ‘Oh, je hebt een plopnavel! Dan wordt het een jongen!’ Deze plopnavel is er nu ook zonder zwangere buik. Dat is best even wennen.

Ten derde zijn mijn buikspieren kapot! Vooral tijdens het dragen van een boodschappentas moet ik bijna huilen. Ik moet een beroep doen op mijn core (binnenste spierlaag) en dat doe ik dagelijks door het dragen van Baby in de draagdoek, maar die core is ook verweekt. Dus langzaam opbouwen. Dat duurt na zo’n derde dus net even langer dan na een eerste of tweede. Laat geduld met mezelf nou nét mijn sterkste kant niet wezen.

Ten vierde is mijn buik ook gewoon kapot. Als ik op mijn zij ga liggen zie je niets meer van die ogenschijnlijk strakke slanke lijn die ik heb wanneer ik rechtop sta. Je ziet perfect waar het huisje van Kleuter, Peuter en Baby was. Dat komt nooit meer goed. Ik zal ook nooit meer een strak velletje hebben en ik zal ook nooit meer weten hoe mijn lijf er voor de zwangerschappen uit zag.

Dus. Genoeg redenen, los van allerlei externe factoren zoals gezonde kinderen, gezonde moeder, om te zeggen dat het nu echt genoeg is. Ik wil nooit meer een Baby.

Ja. Haha. Dat was dus echt zo. Na de bevalling en de eerste drie maanden daarna. Toen begon ik het langzaam te overwegen. Vooral door vergelijkingsmateriaal te zoeken en op de momenten dat je met de mascara onder je kin op de bank zit te janken omdat er drie kinderen ook zitten te huilen is het een overtuigende ‘nooit meer’. Als ze dan zoet met elkaar spelen, maken je eierstokken een sprongetje. Het is een soort wipwap of balansbalk tussen het wellus en nietus in je hoofd.

Nu zit ik met Baby van bijna acht maanden op mijn buik geknoopt. Die verdraaide natuur – en ook een beetje mijn Man die heeft laten merken dat hij nummer vier echt superleuk vindt – blijft maar door tetteren. Plant je voort! Super schattig zo’n Baby! Maak je buik een huis!

Ik ben nog jong, maar eerlijk is eerlijk, ik ben gewoon een beetje stuk van binnen. Ik vraag me ook af of dat schreeuwen van de biologische oerdrift om je voort te planten en baby’s te maken niet altijd een wens blijft zo lang je in de vruchtbare leeftijd bent. Ik bedoel. Nu kan het nog. Straks ben ik in de overgang. Dan kan het niet meer. Nooit meer.

maandag 4 december 2017

Hysterie

Oh jee. Het is weer december. Ik ben tot aan het manische aan toe. Wat een adrenaline. Zou dit het gevolg zijn van het opgroeien in een warm en liefdevol gezin? Hoe dan ook. Ergens raken mijn hersenen compleet getriggerd van het zien van kerstbomen, lampjes en glitters. Sinterklaas kan me niet bekoren. Het is Kerst waaraan ik mijn hart heb verloren.

Mijn kinderen geloven niet in Sinterklaas. Of ergens natuurlijk wel, maar dat is meer omdat ze meevaren op de fantasie van de andere kinderen en omdat het Sinterklaasjournaal in de klas van Kleuter wordt gekeken in de pauze. Nadat Kleuter vorig jaar pertinent weigerde te gaan slapen bij de gedachte dat er een vreemde in ons huis zou komen – ’s nachts mamma!! – hebben we onze gezonde achterdocht jegens de hysterie omtrent deze gebaarde man nog eens grondig onder de loep genomen. De conclusie was: we vertellen het verhaal.

Ontzettend ontaarde moeder. Ik hoor jullie denken. Dit was ook best lastig, want hoe implementeer je de constatering dat dit kindvriendelijke kinderfeest niet bij jouw kindvriendelijk grootgebrachte kinderen past? Het Sinterklaasfeest is een heel traditioneel Hollands feest en wij zijn er ook van overtuigd dat dit iets is wat je kinderen absoluut niet mag ontzeggen.

Toch moesten we er wel wat mee. Ook al kon Kleuter destijds amper praten. Kritische vragen waren er wel. Je zag hem denken toen Sinterklaas weer in beeld kwam. Er klopte iets niet… Later nog eens. Nog eens. ‘Mamma! Weer een andere baard!!’ Had ik al gezegd dat onze zoon een uitstekend oog voor detail heeft? Dat heeft trouwens ook andere voordelen: ‘Mamma, wat een prachtige kleur lippenstift draag je. Die had ik nog niet gezien.’ Daar kan Man nog wat van leren.

Er stonden vorig jaar een aantal Pieten in onze keuken. Natuurlijk fantastisch dat de buurt dat doet en alle huizen met kinderen even aandoet. Peuter begon hysterisch te gillen en is nachtenlang huilend wakker geworden: ‘Mij niet leuk Piet!’.

Ouderschap gaat voor mij ook over het aanpassen aan kinderen. Hoe vast bepaalde tradities ook mogen liggen, normen en waarden mogen gelden. Man en ik zijn zelf ook nogal van het ‘buiten de gebaande paden.’ Waarom rechts als iedereen rechts gaat? Misschien is er links ook wel wat te ontdekken. Het is nooit te laat voor nieuwe inzichten en als daar nog geen blauwdruk voor bestaat, dan vinden we dat gewoon lekker zelf uit.

Dat deden we dus. Geïnspireerd op de antroposofie met haar prachtige verhalen, hebben we ook het verhaal van Sinterklaas verteld op een manier zodat onze kinderen het nu kunnen begrijpen. We passen het elk jaar een beetje aan en kunnen het dan langzamerhand finetunen. Ze begrijpen wat ‘net alsof’ is. Ze begrijpen wat ‘een spelletje’ is. Ze begrijpen wat ‘verkleden’ is. Dus zo tussen het spelen door, toen er weer een kritische vraag passeerde over de man met de baard, begon ik het verhaal. Het verhaal over een man die lief was voor andere mensen en zijn verjaardag vierde. Op zijn verjaardag wilde hij geen cadeaus. Kleuter kijkt op van zijn spel: ‘Geen cadeautjes? Hoe kan dat nou!!’

'Deze meneer was zo bijzonder dat we elk jaar nog steeds zijn verjaardag vieren. Omdat hij zo lief was voor mensen wilde hij geen cadeaus. Hij gaf juist iedereen een cadeau. Dat vieren we nog steeds en daarom krijgt iedereen met Sinterklaas een cadeau. Jij mag verzinnen wat je graag zou willen hebben, pappa en mamma kopen de cadeautjes en op 5 december zingen we lang zal hij leven voor Sinterklaas' (die inmiddels wel dood is… maar da’s een ander opvoedkundig onderwerp).

Het gaat er in als zoete speculaaskoek en voor Kleuter is de Sinterklaastijd nu een heerlijke tijd waarbij er nog steeds sprake is van spanning, maar gelukkig durft hij te gaan slapen en vraagt hij alleen af en toe wat een roe is en of stoute kinderen dan geen cadeautjes krijgen. Ik zal maar bekennen dat er dan een deel van mij smacht om dit gedeelte pedagogisch onverantwoord in te zetten wanneer Kleuter weer eens weigert om zijn eten te proeven.

Peuter is nog steeds hysterisch – helaas in de nare zin van het woord – omdat ze die verklede mensen maar niks vindt. Pakken, schmink, het is allemaal leuk zo lang ze het zelf maar aan heeft of op kan doen. Wanneer daar zo’n levensgrote volwassene staat waarvan je ziet dat ie niet helemaal klopt, vindt ze het maar niets. Peuter wil meer dan ooit in de draagdoek. Ze smacht naar haar eigenheid, want ze is natuurlijk wel drie jaar, maar het kleine meisje in haar heeft bibberende knietjes.

Het mooie is dat onze kinderen precies weten hoe het zit, maar toch helemaal meegaan in de fantasie en voor hun leven Sinterklaas en Piet nu echt. Kleuter zegt ook dat Sinterklaas niet echt is – ‘voor mij dan hè mamma, want andere kindjes denken dat hij wel echt is’ – en dat Piet hartstikke echt is. Hij is af en toe hysterisch. Vooral omdat hij zo ontzettend verzot is op pepernoten en omdat ik hem deelgenoot heb gemaakt van het geheime pakje voor pappa wat pappa echt niet mag weten.

Toen was het eerste Advent. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en mijn in een ver ver ver verleden Duitse genen nemen de overhand. Ik word hysterisch. De boom moet. Er moeten kerststukken. Er moeten raamstickers en vooral: er moeten lichtjes! Tijdens het naar school brengen van de kinderen is het maar goed dat ze vastgesnoerd zitten in de gordels van hun autostoelen, want ze zouden nog door het dak vliegen van schrik wanneer hun moeder weer kirt: ‘Jongens, lichtjes!! Zagen jullie ze ook?! Een kerstboom!!!’

Ik kan er echt niets aan doen. Ik ben nu ook nog de enige van mijn familie die nog niet naar de kerstmarkt is geweest. Mijn zusjes gingen samen en mijn ouders gingen afgelopen week. Ondertussen zit ik met een baby – in een rendiertrui -  op schoot en loopt het water me in de mond bij de gedachte aan Reibenkuche, Glühwein en al die leuke kraampjes met glitters. Als de kinderen later groot zijn dan ga ik weer met Man. Voor nu is het nog even afzien.

Onze kerstboom is hysterisch. Ik ben tweemaal zwanger geweest tijdens de kerstperiode.

Dus, onze arme kinderen. Hoewel ze absoluut opgroeien in een warm, liefdevol en stabiel gezin is het in december een heel ander verhaal. Eerst worden ze hysterisch van de man met de baard. Vervolgens is de beste man het land nog niet uit of neemt de vrouw van de andere man met de baard de hysterie over en plant ze een boom in de woonkamer. Twee bomen. Ze begrijpen er geen snars van. Mamma is het spoor bijster. Ik zie de twijfel in de ogen van Kleuter, want hij voelt mijn adrenaline, maar hij snapt het nog niet helemaal. Zoals met de vakantie, waar ik overigens ook eens een blog over schreef. Alleen nu is het zijn allereigenste moeder die zo van het padje is.

Ik hoop maar dat ik deze hysterie van mijn ouders heb overgehouden aan al die fijne momenten samen met het gezin. Spelletjes, gourmetten, buitenspelen in de sneeuw, warme chocolademelk met slagroom en aan het einde van het jaar drie dagen oliebollen eten. Ondertussen zullen we elkaar ongetwijfeld ook de hersens hebben ingeslagen wanneer we hysterisch overprikkeld waren van alle lampjes, kerstklokken en al het suiker.

Voor alle ouders: hou vol. Dat onze kinderen later ook maar een sprankje hysterie mogen voelen wanneer ze terugdenken aan het december van 2017.

maandag 27 november 2017

Biologie versus cultuur | Info

Het probleem in ons ouderschap is vaak niet eens het gedrag van de baby, waarvan de enige manier van communicatie het huilen is. Het probleem ontstaat door de westerse cultuur die aan ons als moeder trekt en waarbij wij de spagaat voelen tussen de biologie van onze baby en de verwachtingen vanuit onze cultuur.

Alvorens… 

…dit onderwerp aan te snijden en mensen onbedoeld tegen hun borst te stoten: het is niet mijn bedoeling met dit artikel de intensiteit van het ouderschap te bagatelliseren, noch om te veronderstellen dat je elke baby stil kan krijgen door te doen wat het vraagt. Er kunnen namelijk legio onderliggende oorzaken zijn voor het gedrag van je baby. Mijn doel van dit stuk is om te laten weten dat het ouderschap zwaarder kan zijn dan je verwacht wanneer cultuur en biologie met elkaar lijken te botsen.

Ook ik heb dit mogen ervaren. Onze oudste huilde zo buitensporig veel dat het onder andere een reden is geweest om te stoppen met werken. Elke extra prikkel was teveel voor hem en het verhuizen van de ene plek naar de andere plek, omdat ik destijds nog in loondienst werkte, was veel te veel voor hem. Hoe minder prikkels, des te minder excessief was het huilen. Het nam niet weg dat onze zoon uiteindelijk ruim drie jaar problemen heeft gehad met slapen. Het onderliggende medische probleem was toen al opgelost, maar het verband tussen ontspannen en pijn was toen al gelegd in zijn hersenen.

Bovendien ervaar ik nog bijna dagelijks een conflict met mijn culturele erfgoed, die – zoals ik ontdekte tijdens de studie voor WKT trainer bij die Trageschule – mijlenver afstaat van de biologie van mijn mensenkinderen. Een studie die ik overigens voortijdig heb afgebroken, omdat ik kies voor het gehoor geven aan mijn biologische imprint. Mijn tijd komt als mijn kinderen minder afhankelijk van me zijn.

Pas 20 jaar geleden

…werd er een studie in Amerika gepresenteerd over ouders en hun kinderen, waaruit bleek dat de voor de westerse wereld geldende standaarden over het opvoeden van hun kinderen wellicht afwijken van hoe het er in de rest van de wereld aan toe gaat. Het bijzondere is dat onze westerse opvattingen niet lijken te corresponderen bij de oorspronkelijke biologie van ouder en kind. De studie die gepresenteerd werd, is internationaal opgezet, zodat er een mooi en zo compleet mogelijk beeld gevormd kon worden over verschillende culturen en hun manier van opvoeden.

Onze kinderen zijn de zekerheid dat de mens als soort blijft voortbestaan. Deze biologische drang om te overleven en dus ook om onszelf voort te planten heeft tot gevolg dat we buitengewoon zorgzaam moeten zijn voor onze nakomelingen. Onze kinderen vragen in verhouding tot andere zoogdieren ook relatief langdurige zorg totdat ze onafhankelijk zijn. Hierdoor moeten wij als ouder talloze malen keuzes en beslissingen maken voor onze kinderen.

De moeilijkheid of het dilemma ontstaat wanneer biologie en cultureel erfgoed met elkaar conflicteren. Bovendien is élke ouder ervan overtuigd dat zijn of haar manier van opvoeden de beste manier is die er bestaat om ervoor te zorgen dat het kind gelukkig en gezond opgroeit. Deze overtuiging is een verzameling van de persoonlijke en culturele invloeden op deze persoon. De cultuur is zo belangrijk, dat het allesbepalend is voor onze manier van opvoeden.

98% van ons DNA…

 …komt overeen met dat van chimpansees. We zijn ‘gewoon’ dieren. We hebben het bovenlichaam van apen met lange armen. Het enige verschil is dat ons bekken zich heeft aangepast aan het rechtop lopen.

Primaten zijn biologisch gezien ‘nestvlieders’. Daarin verschillen ze van mensen. Mensen zijn secundaire nestblijvers: we hebben nestvlieders als voorouders, maar ons biologisch ontwikkelt richting nestblijvers. De reden hiervoor ligt bij ons grote brein. De gevolgen voor onze voorplanting zijn als volgt:

  • Onze baby’s worden eerder geboren, omdat onze hersenen veel calorieën en warmte vragen. De placenta is in staat om onze baby 9 maanden de zorg in de baarmoeder te geven. Onze hersenen zijn bij de geboorte onderontwikkeld;
  • Ons centrale zenuwstelsel is niet volgroeid. Hierdoor kunnen we niet lopen of praten én niet zitten;
  • Onze baby’s worden sterk afhankelijk en afhankelijk van continue zorg geboren.

De eerste 12 maanden groeien onze hersenen sneller dan die van elk ander zoogdier. Daarna pakken we het patroon op van elk ander zoogdier. Sommige wetenschappers spreken zelfs over 21 maanden zwangerschap! 9 maanden ín de baarmoeder en 12 maanden daarbuiten.

De consequenties van het rechtop lopen zijn niet alleen mechanisch van aard. Het is ook van gedragsmatige en sociale aard. Een geboorte heeft lichamelijk en psychisch effect op de vrouw. De geboorte is relatief pijnlijk en lang. Door dit alles is de geboorte niet alleen een natuurlijke gebeurtenis, maar ook een sociale gebeurtenis. Het benadrukt het belang van sociale interactie voor mensen, ook voor de baby.

Mensen zijn het langst ouder en opvoeder…

…van alle dieren in het dierenrijk. Het is één van de meest verfijnde eigenschappen van primaten en bovendien een van de meest kenmerkende eigenschappen van de mens.

Hechting is een emotie die ontstaat vanuit de wederzijdse afhankelijkheid tussen ouder en kind. Het zorgt ervoor dat we kunnen overleven: we willen bij anderen zijn, voelen ons comfortabel in gezelschap én we worden verliefd. Gedurende ons leven is hechting essentieel om relaties met anderen aan te kunnen gaan.

De moeder-kind-band is extra fundamenteel. Het kind heeft de moeder nodig om op te kunnen groeien tot een functionerende volwassene. Vrouwelijke dieren zijn geprogrammeerd om hun kinderen aantrekkelijk te vinden en baby’s hechten instinctief aan hun moeder. De moeder voedt en beschermt het kind en de baby blijft dichtbij waar het gevoed en beschermd wordt.

Tot de jaren ’60 van de vorige eeuw werd gedacht dat de baby verantwoordelijk is voor de hechting tussen moeder en kind. In de jaren ’60 van de vorige eeuw werd ontdekt dat primaten zich alleen hechten aan een moeder die geborgenheid geeft. Voor mensen is hechting essentieel voor het voortbestaan van onze soort. Vrouwen voelen een drang om hun kinderen te beschermen. Een vrouw neemt zintuigelijk op alle vlakken continue haar kind waar, waarvan aanraking het belangrijkste is voor het ontstaat van een hechte moeder-kind-band.

Het scheiden van moeder en kind…

 …gebeurd pas sinds 90 jaar en alléén in de westerse wereld. Dit is het gevolg van een experiment met prematuur geboren baby’s in 1896. Het experiment leidde er toe dat er 5000 kinderen niet overleden en daardoor werd de couveuse als gezonder toegeschreven. Vervolgens werd de couveuse ook toegepast voor kinderen die op tijd geboren werden. Door de toename van het aantal ziekenhuisbevallingen werden zwangerschap en geboorte een medische behandeling in plaats van een biologische gebeurtenis. Het heeft uiteindelijk zelfs geleid tot een minimalisering van het contact tussen moeder en kind na de geboorte.

Hechting is nooit een vraagstuk geweest buiten de westerse wereld, omdat vrouwen simpelweg nooit van hun kind gescheiden werden. De baby wordt na de geboorte direct op de borst gelegd, het kind wordt gevoed wanneer het daar behoefte aan heeft en verder draagt moeder het kind altijd bij zich. Geborgenheid is een vaststaand gegeven.

Tot zover…

…de wetenschappelijke benadering van dit onderwerp. Het is nu tijd om bovenstaande biologie te integreren in onze westerse maatschappij. Hoe verhoudt onze westerse cultuur zich tot de oorspronkelijke biologie van de mens, waarbij de baby continue de zorg van moeder ontvangt. In een groot aantal gevallen heeft een baby trouwens meerdere moeders. ‘It takes a village to raise a child’ en dat gaat echt niet alleen over plaghutten en oerwoudbewoners.

Hoe verhoudt de vraag van je baby om continue zorg van mamma zich tot een moeder die amper 10 weken na haar bevalling weer wordt verwacht aan haar bureau of voor de klas?
Hoe verhoudt de vraag van je baby om continue zorg van mamma zich tot een moeder die alleen de zorg heeft over meerdere kinderen onder de vier jaar, een huishouden, een man en eventueel een betaalde baan buiten de deur?
Hoe verhoudt de vraag van je baby om continue zorg van mamma zich tot een moeder die smacht naar tijd voor zichzelf?

Het probleem is vaak niet eens het gedrag van de baby, waarvan de enige manier van communicatie het huilen is. Het probleem ontstaat door de westerse cultuur die aan ons als moeder trekt en waarbij wij de spagaat voelen tussen de biologie van onze baby en de verwachtingen vanuit onze cultuur.

Het idee…

…dat een mensenbaby op een eigen kamer hoort in een eigen bedje is bijvoorbeeld zo’n idee dat zijn oorsprong vindt in ons cultureel erfgoed waarbij onder andere individualisering een rol speelt. Slaap is een privé aangelegenheid.

Interessant genoeg slaapt bijna in alle culturen verspreid over de hele wereld de baby bij een volwassene en slaapt een kind bij zijn of haar broers en zusjes en de ouders. Wanneer dit in de westerse cultuur gebeurd hebben we er vaak een excuus voor nodig, zoals bijvoorbeeld ‘dan kan ik gemakkelijker borstvoeden’ of ‘anders huilt de baby zoveel’. Er is zelfs een soort stemmetje in ons achterhoofd dat fluistert dat samenslapen iets is om je zorgen over te maken en dat het ergens misschien wel psychisch of emotioneel gezien ongezond is. ‘Ach, het gaat wel over’.

Niet alleen slaap is een privé aangelegenheid. We zijn sowieso wel gesteld op onze bewegingsvrijheid: ‘Ik ben een moeder en ik heb ook echt tijd nodig voor mezelf,’ schreeuwt onze (culturele) stem in ons hoofd.

Een grotere spagaat of een groter conflict kan er bijna niet ontstaan. In andere culturen wordt er niet eens verwacht dat er iets is als ‘tijd voor jezelf’ zolang je jonge kinderen hebt. Daarnaast is de zorg een stuk minder intensief, omdat je een groot sociaal netwerk hebt waarbij je met meerdere vrouwen voor meerdere kinderen zorgt. Als ik een vriendin op de thee heb, vind ik het al een verademing dat er nog iemand is die mijn kinderen kan vermaken en ik vind het ook heerlijk om juist even met de andere kinderen bezig te zijn. Het is alsof dat (biologische) stemmetje in mijn roept: ‘Wat fijn dat ik deze moeder zo een beetje kan helpen.’

Wanneer je baby perfect past in de westerse culturele opvattingen – zoals bijvoorbeeld bij ons tweede kind – dan is dat heel prettig. Je ervaart weinig weerstand vanuit de cultuur en je bent blij, want alles in je roept dat het ‘lekker’ gaat of ‘goed’ gaat. Dit is logisch, omdat de cultuur een ontzettend grote invloed heeft op ons als ouder, al vanaf dat we zelf een kleine hulpeloze baby waren.

Wanneer je baby niet perfect past in de westerse culturele opvattingen – zoals bijvoorbeeld bij ons, ons eerste en derde kind – dan is dat wat ongemakkelijk. Je krijgt adviezen die niet lijken te werken. Je zit met een continue huilend kind en je voelt je verscheurd tussen datgene wat je gevoel je aangeeft en wat je omgeving roept.

Je bent niet de enige

Onze westerse cultuur sluit gewoon niet naadloos aan op onze biologie. Het wordt een probleem wanneer je baby vraagt om de biologie te volgen en dit vanuit cultureel aspect niet haalbaar is. Bijvoorbeeld omdat het niet anders kan, omdat lang niet iedereen kan teren op één inkomen. Het meebewegen met je kind vraagt enige oefening en blijft altijd een uitdaging. Ook al is het je tweede, derde, vierde, …

Ik kan me compleet gelukkig voelen van het idee dat ik er ‘alleen maar’ voor de kinderen hoef te zijn. Hele dagen koken, huishouden, zorgen, liefde geven. Dat is biologie. Ik kan me compleet gelukkig voelen als ik aan het werk ben, andere ouders help, mezelf ontwikkel door literatuur te lezen. Dat is cultuur en dan voornamelijk het idee dat je ‘iemand’ bent wanneer je ‘iets’ doet.

De biologie volgen betekent dat ik er voor mijn kinderen ben in het geven van liefde, warmte en geborgenheid. Het betekent nadrukkelijk niet dat ik al mijn eigen behoeftes opzij zet voor mijn kinderen. Het betekent dat ik accepteer dat vooral jonge kinderen veel van je kunnen vragen en dat ze dit nodig hebben om een gezonde en gelukkige volwassene te worden én het betekent dat ik me bewust ben van mijn voorbeeldrol als moderne westerse vrouw. Uiteindelijk kan ik natuurlijk niet anders dan mijn kinderen een stuk westers cultureel erfgoed meegeven.



Dit artikel is zorgvuldig samengesteld. Hier zitten heel wat uurtjes werk in. Ben je enthousiast en wil je (delen van) het artikel gebruiken? Ik zou het heel fijn vinden als je dat eerst even schriftelijk overlegd en in elk geval een bronvermelding plaatst.

maandag 20 november 2017

Hiep Hiep Hoera

Je herkent het vast... Vol goede moed neem je weer veel te veel hooi op je vork als moeder van een eental, tweetal of meertal kinderen. Ik leer het ook nooit.

Het begon een week van tevoren en als ik mijn tijdlijn op Facebook mag geloven ben ik daarin nog hartstikke rustig. Al vindt Man me natuurlijk al lichtelijk hysterisch of krijg ik een 'moet je ongesteld worden?' naar mijn hoofd als ik ineens drie bakjes slagroom koop. Voor de taart dus.

Ik vroeg me namelijk 'pas' op dat moment, die week voor haar verjaardag, af waarmee we Peuter zouden kunnen bekoren. Facebook puilt soms een paar maanden voordat het kind in kwestie de kaarsje op de taart mag uitblazen al uit van de vragen als 'Help, mijn dochter wordt drie! Wat nu?!' of 'Ik zoek uitdagend speelgoed, maar we hebben al zoveel. Tips?'. Over Pinterest nog niet te spreken. De ene bontgekleurde vlaggenlijn verstoot het andere creatieve verjaardagsthema. Ik vind het knap hoor. Die voorbereidingen. Ten eerste ben ik daar veel te impulsief voor en ten tweede word ik al moe als ik er aan denk.

Dus. Man en ik peinzen over een simpel cadeau en dat kopen we uiteraard via bol.com, want met drie kinderen heb je geen moment waarop je stiekem wat kan kopen en denk maar niet dat ik me een speelgoedwinkel in waag met die donderstenen van ons. Vervolgens geven we het ook direct, omdat ik vergeten was dat het kwam, Peuter altijd alle pakketjes uitpakt hier en we geen verrassingen kunnen bewaren. En ook omdat we vinden dat Peuter op de dag zelf toch al compleet overladen wordt.

Die zaterdag deed ik braaf de boodschappen met één kind in mijn kielzog. Zondag stond ik de hele dag in de keuken. Zo'n moeder ben ik dan namelijk weer wel: wij eten grotendeels graan- en suikervrij. Sommigen vinden dan een verjaardag een reden om 'te zondigen'. Ik heb nooit begrepen hoe dat precies zit... Ten eerste straf ik mezelf niet door granen en suikers te laten staan en ten tweede is een zelfgemaakte taart veel lekkerder en leuker. Als ik van één ding compleet zen word, dan is het wel van taarten bakken.

Tot dit jaar trouwens, want Kleuter huppelde - op zijn gipsbeen notabene - om de vijf minuten langs het aanrecht om te informeren of er al taart was, welke smaken ik nog meer ging maken en of hij al mocht proeven.

Ik stond naar omstandigheden toch extreem zen de eiwitten stijf te kloppen en al kloppend dacht ik na over de start van de bevalling, over het verloop en over het laatste stukje. Hmm. Toch frappant dat er dan nu een derde is hè. Ik was er toch echt van overtuigd dat ik die bevalling nooit meer wilde meemaken.

Elk jaar met de verjaardag van de kinderen denk ik terug aan de bevallingen. Bij Kleuter aan hoe het ons overviel. We waren net nog lekker met z'n tweeën uit eten geweest. Ik stond op van de bank en ik zweerde dat ik incontinent geworden was. Bij Peuter kreeg ik een wee en toen raakte ik zo euforisch dat de zaak akelig kalm bleef. Uiteindelijk kreeg ik goede weeën van het kijken naar een oorlogsfilm... Verzin het. Bij Baby zat ik met acht centimeter ontsluiting nog even rustig nootjes te eten op de bank, want 'ik heb honger'. Elke bevalling haar verhaal.

Ik dacht weer aan die oorlogsfilm. Aan de zwangerschap, aan de bevalling en aan de eerste ontmoeting met onze eerste dochter. De eerste weken. Tot aan anderhalf jaar was het de gemakkelijkste baby allertijden. Wat is daar eigenlijk mee gebeurd?

De eiwitten zijn mooi en ik spatel ze door de chocolade. Peuter wil namelijk drie dingen op haar taart: chocolade, roomboter en aardbeien. Ze menstrueert nog niet, maar haar hormonen zijn al akelig nauwkeurig voorgeprogrammeerd om dit soort heerlijkheden te herkennen. Nu nog eens per jaar in plaats van eens per maand.

Hoe dan ook. De tijd heelt alle wonden. Littekens vervagen. Trauma's verwerk je in meer of mindere mate. Je giet een mooi sausje over de gebeurtenis. De natuur doet de rest: je vergeet het. Ben ik het echt vergeten? Onbewust natuurlijk niet. Tijdens de baring van Baby had ik nog behoorlijk wat last van wat onopgeloste zaken rondom de bevalling van Peuter. Alleen daar zou ik me nu dus totaal niet meer druk over kunnen maken. Het is geweest.

Inmiddels drentelt er een prachtig, klein meisje met een dijk van een stem en een overdaad aan drama door ons huis. Die Peuter, die nog maar drie jaar geleden een hoopje met huidsmeer bedekt mens was. Bloot en kwetsbaar. Zich nog totaal niet bewust van meer dan alleen de afstand tussen mijn borst en mijn ogen. De natuur is zo wonderlijk. Niets meer dan respect.


Hiep Hiep Hoera.

maandag 13 november 2017

Slaap kindje slaap

Het slaapgedrag van onze kinderen is één van de meest besproken onderwerpen tussen Man en mij, maar zeker ook tussen bijvoorbeeld mijn moeder en mij toen onze jongste nog een jonkie was.

In de westerse wereld is slapen een privé aangelegenheid. Dat doe je in je eigen bed, op je eigen kamer en het bed van pappa en mamma is van pappa en mamma en dat gebruiken pappa en mamma dan weer niet alleen om lekker te slapen. Anders was Baby er namelijk niet geweest in de meeste gevallen.

Ik schreef van de week toevallig een artikel over hoe onze biologie en onze cultuur soms botsen. Dat onze westerse culturele invloed enorm groot is, hebben Man en ik ervaren met onze oudste. Dat was namelijk geen westerse modelbaby. Dat was een baby die altijd bij mamma wilde zijn, altijd alles wilde meemaken en absoluut geen genoegen nam met dat perfect gestylede babykamertje of dat keurig opgedekte wiegje. Hij heeft ons zo hard kennis laten maken met de biologie van de mens dat ik daar inmiddels mijn beroep heb van kunnen maken!

Dat heeft even moeten groeien. Dat de babykamer er kwam voor onze oudste was gewoon vanzelfsprekend. Met 24 weken was het klaar. Iedereen die op visite kwam wilde de babykamer bewonderen. Dat was trouwens bij de tweede een domper: hoezo, er is geen babykamer te bewonderen?!

Met 24 weken stond de box beneden te wachten op ons nieuwste gezinslid. In de 38e week kreeg ik het nog even op mijn heupen en hebben we nog een wiegje van marktplaats geplukt om Baby bij ons op de kamer te kunnen leggen. Van een co-sleeper had ik nog nooit gehoord.

Baby werd geboren en omdat we in het ziekenhuis zijn krijgt Baby een eigen bedje. Pas als we naar 24 uur naar huis gaan begint het buidelen een beetje. Ik merk hoe fijn ik het vind om Baby op mijn borst te hebben liggen. Ik zie achteraf dat ik eigenlijk amper naar dat gevoel luisterde, want we deden poging na poging om Baby in zijn eigen bedje te leggen.

Wanneer de kraamzorg weg is – en ze bleef al wat langer omdat we niet bepaald een vliegende start hadden – merk ik dat ik er helemaal niet aan toe kom om voor mezelf te zorgen. Elke keer als ik Baby weg leg begint hij oorverdovend te schreeuwen. Ik pak Baby dus weer op – met een beetje gemengde gevoelens - en zo zit ik dan om 13:00 uur ’s middags nog steeds in mijn pyjama op de bank. Mét slapende Baby op mijn borst. Dat dan weer wel.

Dit gaat een tijdje zo door. Ik vraag me af of dit wel normaal is? Er zou toch niets met Baby zijn? Waarom slaapt hij niet in zijn eigen bedje?

Tijdens de kraamvisites geef ik Baby uit handen, terwijl ik dat eigenlijk niet wil. Vervolgens zitten we de hele avond met een krijsende Baby. De avond gaat over in de nacht en Baby krijst nog steeds. De volgende ochtend ben ik moe, Man is moe en Baby slaapt eindelijk. Op mijn borst, terwijl ik in mijn pyjama op de bank zit.

Na zes weken oppert de lactatiekundige dat het misschien een idee is om een draagdoek te gaan gebruiken. Ze heeft haar eigen kinderen gedragen en ze vond het fijn. Ik heb er nog nooit van gehoord, maar inmiddels doen mijn billen pijn van het zitten op de bank en ken ik de programmering van de televisie uit mijn hoofd. Wat een leven… Dat had ik niet zo voor ogen toen we besloten dat we Baby in ons gezin wilden verwelkomen. Elke optie is welkom.

De draagdoek blijkt dé oplossing: Baby is voor het eerst sinds zes weken ’s avonds stil en hij slaapt. HIJ SLAAPT!! Wat een wondermiddel is dit zeg. Ik heb mijn handen vrij en ik kan eindelijk ook weer een beetje voor mezelf zorgen. Make-upje op, want daar hou ik van. Flinke porties eten, want daar hou ik van. Even een luchtje scheppen, want daar hou ik van. Baby slaapt, daar hou ik van.

Het wonderlijke van de draagdoek blijkt niet altijd even wonderlijk. Los van al het commentaar dat ik krijg op deze onconventionele stijl van met Baby omgaan – dragen doen ze namelijk alleen in Afrika – huilt Baby eigenlijk nog steeds wel veel. Bij voorbaat in de nachten. Het dragen doet me soms ook zeer, omdat de bevalling zwaar was en Baby minstens zo zwaar is met zijn spekbenen en bolle wangetjes.

Soms slaapt Baby ’s avonds wel. Met de hoogst mogelijke voorzichtigheid leggen we hem in zijn eigen bedje. Hij lijkt een soort ingebouwde sensor te hebben (en natuurlijk is dat ook zo), want wanneer hij het matras raakt wordt hij al wakker. Baby laat heel erg duidelijk merken dat hij het er niet meer eens is dat hij het zonder de warmte van de moederborst of vaderborst moet doen.
Na drie maanden is man het zat: ‘Wanneer gaat hij nou op zijn eigen kamer? Al die gebroken nachten. Zo leert hij nooit op zichzelf slapen.’

Ik vind dit oké op de voorwaarde dat Man dan Baby sust wanneer Baby huilt. Ik ben inmiddels zo moe dat ik voor de simpelste oplossing kies: Baby naast mij. Dat Man dat anders wil moet hij weten, maar ik heb echt geen zin om nog moeër te worden. Bovendien moet ik binnenkort weer aan het werk. Ik kan mijn rust gebruiken.

Het gaat twee nachten goed. Dat wil zeggen. Ik slaap en Man loopt ongeveer achttien keer per nacht naar Baby om hem te sussen. De derde nacht ligt Baby weer naast me en slapen we allemaal weer wat rustiger. Al houdt Baby een ritme van maximaal drie uur per slaapje aan. We slapen wel.

Baby is een half jaar. We slapen een half jaar met elkaar op de kamer en Baby is uit zijn wiegje gegroeid. Op internet heb ik gelezen over een co-sleeper. Dat lijkt ons wel wat. We halen de ledikant van de perfect gestylede babykamer af – die wordt toch niet gebruikt – en we maken er een co-sleeper van. Voor mij maakt dat het voeden nog gemakkelijker en ik kan ook even mijn arm in het bed van Baby leggen wanneer hij begint te mopperen.

Man moppert af en toe nog steeds. Zo rond een half jaar, zo rond een jaar en zo rond anderhalf jaar doet hij weer een poging om inmiddels Dreumes op zijn eigen kamer te krijgen. Dreumes verzet zich hevig. Hij breekt de tent af!

Op advies van onze omgeving doen we nog zoiets als slaaptraining, maar als ik er aan terug denk gaan mijn nekharen alweer rechtovereind staan. Deze Baby en later Dreumes is gewoon niet te trainen. Die heeft een eigen wil en ook een heel duidelijke reden dat hij huilt zoals hij huilt.

Ik ben zwanger van de tweede. Man wil weer een poging doen om Dreumes op zijn eigen kamer te krijgen. Ik vind het eigenlijk wel best zo: we hebben een peuterbed voor onze reuze-Dreumes tegen ons bed staan en zowel ’s middags als ’s avonds ga ik met Dreumes op bed. Wat slaap ik heerlijk en wat ben ik uitgerust! Ik hou wel mijn hart vast voor deze nieuwe Baby. Wat als deze net zo is als Dreumes? Hou ik dat wel vol? Het kost wat discussie maar Man ziet ook wel in dat het zo geen zin heeft – plus, je moet natuurlijk nooit je hoogzwangere vrouw tegen je in het harnas jagen. Nieuwe Baby komt bij ons op de kamer, in een co-sleeper.

Nieuwe Baby is een westerse modelbaby. Ze slaapt. En slaapt. En slaapt. En slaapt. Dreumes is inmiddels Peuter en slaapt nog steeds niet. En niet. En niet.

We verhuizen naar Didam. Baby krijgt een eigen slaapkamer. Nog niet perfect gestyled, want ik wacht nog altijd op het moment dat Baby besluit dat ze toch gehoor geeft aan haar biologische imprint. Peuter krijgt een eigen slaapkamer. Perfect gestyled, want we wachten nog steeds op het moment dat Peuter op zijn eigen kamer zal gaan slapen. Dat loslaten van je cultuur is best hardnekkig hoor.

Zo leven we voort en voort. Peuter slaapt bij ons op de kamer. Baby en later Dreumes slaapt vooral veel, lang en altijd op haar eigen kamer. Ik raak zwanger van de derde. Mijn gevoel zegt dat dit geen westerse modelbaby wordt…

En ja hoor: bulls-eye! Deze Baby doet exact wat de biologie haar ingeeft: geborgenheid, warmte en sociale interactie zijn haar eerste levensbehoeften, op de melk na natuurlijk. Ze slaapt de nachten prima. Dat wil zeggen: ze meldt zich om de zoveel tijd voor een nachtelijke borrel en daarna slaapt ze verder. Het enige moment dat ze van zich laat horen is wanneer ik van borst wissel. Dat ongeduld zit er al vroeg in.

Kleuter heeft een hele mooie kamer voor zichzelf. Af en toe slaapt hij een hele periode in zijn eigen bed. Daarna ligt hij weer een hele periode bij ons op de kamer. Man heeft inmiddels de oerroep gehoord en heeft zelf een bed gebouwd, met uitschuifbaar bed onder ons bed. Zo kan er altijd een kind (of twee) bij ons komen liggen als ze daar behoefte aan hebben.

Peuter maakt af en toe gebruik van dit bed. Leuker vindt ze het om Risk te spelen in ons bed: ‘Mij pappa’s plekje!’ Het gaat haar echt om het innemen van de hoogste positie in onze roedel.

Baby heeft nog steeds geen eigen kamer. Ze leeft 24/7 op mij, bij mij of in ieder geval met mij binnen haar blikveld. Het wordt wel tijd voor een eigen kamer, want als ze straks kan kruipen ben ik bang dat ze uit ons bed gaat vallen. Haar kamer to-be is een rommelhok. Ik doe af en toe een poging om het op te ruimen, maar het lijkt wel alsof er vuilmagneten zijn geplaatst. Alle rommel trekt naar die kamer en wij trekken de deur dan hard dicht.

Wij moesten groeien in het luisteren naar de behoeften van onze kinderen. Dat kostte bloed, zweet en een heel hoop tranen. Tranen van vermoeidheid, tranen van boosheid en ook veel tranen van ‘en nu is het genoeg’ of ‘waarom hebben wij geen normale kinderen die gewoon lekker de hele nacht op hun eigen kamer doorslapen?’


Inmiddels maak ik mij eerder zorgen om de middelste dan om de oudste en de jongste die zoveel behoefte hebben aan hun ouders. Hoe kan het groeien…

maandag 6 november 2017

Vakantie

Ik schreef het eigenlijk vorige week al: moeders van jonge kinderen kunnen eigenlijk helemaal geen vakantie houden. Ons werk gaat altijd door en soms denk ik wel eens dat we juist in de vakantie nog veel drukker zijn dan wanneer de kinderen naar school gaan. Het is wel zo dat wanneer ik aan vakantie denk, ik direct een instant geluksgevoel heb. Pavlov. Of niet? Ik heb mijn verwachtingen in ieder geval wel een beetje moeten bijstellen sinds dat ik schoolgaande kinderen heb...

Kleuter gaat sinds februari van dit jaar naar school. Dat is gek, zo’n leeg en stil huis ineens. Ik ben nog zwanger van Baby en Peuter loopt een beetje doelloos door het huis te zoeken naar haar speelkameraadje. Dat Kleuter er niet is went echt ontzettend snel! Griezelig snel. In dezen is loslaten absoluut geen issue. Na twee weken school heeft hij vakantie. Dat is wel even een dingetje…

Onze Kleuter is danig gesteld op zijn ritme en regelmaat. Het is een bijdehand ventje die met zijn prille vier jaar al een akelig verband heeft gevonden tussen oorzaak-gevolg. Mij is altijd geleerd dat oorzaak-gevolg iets is wat in de late puberteit en vroege adolescentie volgroeid is. Ik kan je zeggen dat ik mijn hart vasthoud wat dat dan nog gaat betekenen voor de toekomst. Kleuter gaat vast de politiek in. Beleidsplannen schrijven voor het jonge volk van de wereld.

Hoe dan ook. Die ritme en regelmaat. School voelt als een warm bad voor hem. Elke dag hetzelfde, een lieve juf, leuke kinderen en ontzettend veel te doen. Het is wel even balen dat er ook ‘korte dagen’ bestaan. Dan mist de uitdaging en raakt onze Kleuter gefrustreerd omdat zijn hoofd op pauze moet. Zo dus ook in de voorjaarsvakantie. Kleuter snapt er niets van en zeurt een week lang om zijn vriendjes. Elke avond voor het slapengaan: ‘Mamma, als het weer donker en weer licht wordt, mag ik dan weer naar school?’

Na een paar keer nul op rekest te hebben gekregen wordt hij gefrustreerd. School is leuk. Thuis niet. Zo is het gewoon in zijn Kleuter-waarheid.  ‘Waarom moeten we vakantie? Ik wil naar school!!’ En zo begint de rest van een lange week vakantie. Ik vind er niks aan. Kleuter niet. Peuter wel, want die heeft ik elk geval een speelkameraadje. Ook al is ‘ie dan boos.

School begint weer en Kleuter is weer in de zevende hemel. De meivakantie is pittig, maar gaat al wat beter. Baby is ons gezin komen versterken en dat zorgt voor wat nieuws. Kleuter heeft afleiding.
De aanloop naar de zomervakantie is een ander verhaal. Kleuter begrijpt niets van het concept ‘zomervakantie’. Ik geloof ook niet dat het daadwerkelijk tot hem doordringt wanneer we proberen uit te leggen wat dit nu eigenlijk betekent. Hij voelt wel aan dat er iets heel bijzonders te gebeuren staat, want iedereen op school raakt in een soort van jubelstemming.

Uiteindelijk is het zover! Vakantie! Ik zie Kleuter nog de school uit komen rennen. Helemaal dol, maar ik kan ook direct zien dat hij niet weet waarom. Hij is dol en uitgelaten omdat iedereen dat is en het dus klaarblijkelijk zo hoort.

De eerste dag gaat wel oké. Hij is razend druk. Ik geloof niet dat ik hem ooit zoveel rondjes achter elkaar heb zien rennen. De hele middag gaat het door. De dag daarna gaat hij onverstoorbaar verder. De dag daarna vraagt hij of hij weer naar school mag. Als ik vertel dat hij nu zes weken thuis mag blijven ontstaat er kortsluiting.

Het jaar daarvoor zijn we met de auto naar Roemenië geweest. Kleuter heeft inmiddels de term ‘vakantie’ aan ‘Roemenië’ gekoppeld. De eerste week van de zomervakantie vraagt hij tussen het rennen door wanneer we naar Roemenië gaan. ‘Dan moeten we ook rijden in het donker hè mamma!’
De teleurstelling dat dat er dit jaar echt niet in zit met een pasgeboren baby – die bovendien ook al begint te brullen als de maxicosi überhaupt binnen haar blikveld komt – is groot. Hij blijft meerdere keren per dag kijken naar de foto die we aan de muur hebben hangen van die vakantie. ‘Mamma, dat was Roemenië hè? Gaan we daar dan nog een keer naar toe? Dan rijden we door het donker. Ik wil nog een keer op die glijbaan daar.’

De vakantie gaat verder en het rondrennen stopt. Hij begint weer wat meer te spelen en ik merk ook dat hij eindelijk wat meer uit zijn hoofd komt. Hij gaat weer dingen ondernemen. Dingen uitvinden. Hij werkt zich te pletter achter op de boerderij wanneer hij Man helpt. De vakantie doet hem echt goed. Ik zie een ontspannen, vrolijk kereltje. Hartstikke bruin en blakend van gezondheid.

De derde week is er een nieuwe explosie van emoties. ‘Ik mis mijn vrienden!!’ Dikke tranen. Kleuter wil echt weer naar school. Ik moet hem ook uitleggen dat sommige van zijn beste vrienden naar groep drie gaan en hij ze dus niet meer zoveel zal zien. ‘Maar wel op het schoolplein hè, mamma! Dan kunnen we nog samen spelen.’

Met de vijfde en de zesde week hebben we ons ritme als gezin weer mooi te pakken. De eerste weken kon ik echt reikhalzend uitkijken naar het einde van de vakantie. Ik had geen idee hoe ik zo’n rennende Kleuter zou moeten overleven. Er was geen greintje tijd meer voor mijn eigen dingen en over enig ritme of regelmaat nog maar niet te spreken!

Het blijkt dat we ook gewoon zelf een beetje tijd nodig hebben gehad, want inmiddels loopt het weer hartstikke gesmeerd. Kleuter heeft erg veel zin om naar school te gaan, dat blijft, maar het is niet meer trending topic. Als de eerste schooldag na de zomervakantie aanbreekt voel ik zelfs iets van teleurstelling dat de vakantie zo snel voorbij is gegaan!

De herfstvakantie is voor mij dan ook een periode om naar uit te kijken. De kinderen weer lekker om me heen. Een beetje aanrommelen in huis.

Natuurlijk. Wanneer ze naar school gaan dan is er hier meer orde in huis. Ik geniet er ook echt wel van dat het eens langer dan vijf minuten opgeruimd is. Het gelach en constante gekwebbel – of gebekvecht – van Kleuter en Peuter vind ik toch ook heerlijk. Ik ben er aan gehecht geraakt.

Eigenlijk mis je zoveel van je kinderen wanneer ze naar school gaan.

Ik had niet gedacht dat ik het zo zou beleven, zeker niet na de eerste week zomervakantie, maar het is echt zo: vakantie is écht nog steeds vakantie. Het genieten ziet er alleen een beetje anders uit dan ik gewend was.

maandag 30 oktober 2017

Mount Washmore

Ik ben moe. Hartstikke moe. Moe van het altijd en eeuwig durende huishouden draaiende houden. Ik heb besloten dat ik vakantie neem. Als thuiswerkende moeder met drie jonge Blommetjes onder haar vleugels, twee bedrijven onder haar staart en een thuiswerkende man in haar kielzog is dat best een uitdaging. Laat ik maar gerust stellen dat het eigenlijk gewoon onmogelijk is. Voordat we hier op de boerderij kwamen wonen had ik me nooit kunnen inbeelden dat er zich op één plek zoveel zand, stof en spinnenwebben konden verzamelen in zo'n korte tijd.

Waar ik me normaal gesproken een slag in de rondte werk om alle dingen rondom Huize Blom draaiende te houden, doe ik het nu even rustig aan. Ik focus me op al het noodzakelijke, zoals het eten koken en doe daarnaast gezellig allerlei spelletjes en activiteiten met de kinderen. ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’. Elke thuiswerkende moeder zal deze zinnen op haar duimpje kunnen reproduceren. Dus, ik doe eens gek.

Aan die opmerkingen ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’ ligt – natuurlijk – ook gewoon weer iets ten grondslag. Ik heb er even over zitten mijmeren terwijl ik door de ramen naar buiten probeerde te kijken, maar ik kan me niet anders voorstellen, dan dat diegenen die me dat toch telkens weer herhalen zelf iets van een knagend stemmetje hebben over of ze dat ‘vroeger nou niet anders hadden kunnen aanpakken’. Spijt? Of nu het besef hoe waardevol die kinderjaren zijn.

Ik neem me bij dezen voor om intens te genieten van mijn kinderen en dus ont-zet-tend veel met ze samen te doen. Laat de boel de boel!

Niet snel na mijn besluit ontstaat er al een spagaat. De spagaat is nog te doen. Licht ongemakkelijk. Ik voel dat er nog best wat rek in zit. Ik zie dat de keuken ontploft is na het koken. Tijdens het koken was Baby ongeduldig en direct na het eten wilde Baby de borst en wilde Peuter 'NU!!' naar bed. Ik heb nog geen tijd gehad om het op te ruimen. Kleuter vraagt om een spelletje. Oh ja. Goed voornemen. Laat ik dat maar doen dan.

Het is theetijd. Man komt binnen gestormd met zand en gemaaid gras aan zijn sokken en is uiteraard dorstig van het harde werk. Hij kan niet zo goed tegen rommel. Rommel maakt zijn chaotische aanleg nog chaotischer en vaak is de wijsheid van mijn eigen moeder ‘vuil trekt vuil aan’ in dezen echt 100% waar. Ik zie en voel direct een lichte paniek ontstaan bij Man zodra hij de keuken ziet. Een subtiele kortsluiting.

We redden ons ook over deze heuvel heen en dan is het toch echt tijd om de keuken aan kant te maken, want anders heb ik straks geen ruimte om eten te koken. De nood om te eten ontstaat hier altijd zo plotseling dat ik me maar beter een beetje voorbereid. Peuter ligt nog heerlijk op één oor. Baby hangt lekker op mijn rug. Kleuter staat te popelen om te helpen met afwassen. Prima! We verenigen het nuttige met het aangename. Wat wil een mens nog meer?

Zo gaat het nog een paar dagen door. Vanuit mijn ooghoek zie ik de stapel was groeien tot een aardige drempel, maar hee: vier wassen op een dag draaien is toch echt wel te hard werken, dus we doen er nu twee. De spagaat waarin ik me al enkele dagen begeef begint wat onprettig te voelen en ik probeer me in een andere bocht te wringen om wat extra rek in een oncomfortabele situatie te creëren.

Een dag later is het zover: ‘Weet jij misschien of ik nog een schone onderbroek heb?’, ‘Waar zijn de sokken van Kleuter?’, ‘Ik kan het hemd van Peuter niet vinden!’, ‘Oh ja, oeps… Ik heb volgens mij geen werksokken meer, dus ik heb mijn nette sokken maar aan gedaan.’, ‘Peuter heeft in bed geplast. Zijn er nog schone lakens?’, 'Waar is die ene fijne trui eigenlijk gebleven?'

De spagaat waarin ik verkeer doet plotseling hevig pijn. Alle rek die er zat is als een donderslag bij heldere hemel verdwenen. Dit gaat gewoon echt niet meer. De wasmachine mag nooit en te nimmer stuk of met vakantie en diegene die het wasgoed er in doet mag ook nooit verslappen. In de bijkeuken, waar we onze was normaal gesproken keurig gesorteerd in wasmanden verzamelen, is een serieuze berg ontstaan. Met het beddengoed van Peuter erbij weet ik niet of ik deze berg ooit nog kan bedwingen.

Mensen van wie er een gezinslid ook werk heeft dat extra was produceert kunnen niet anders dan herkennen dat de was met stipt op één staat van de prioriteiten in het huishouden. Het gedraai van de wasmachine klinkt als een melodisch, geruststellend gerommel op de achtergrond, omdat het zo fijn is dat het ding draait zonder dat je er zelf wat voor hoeft te doen. Als het ding stil staat is er een soort alertheid als wanneer je kinderen ineens te stil in een hoekje van de woonkamer zitten te spelen.

Mijn vakantie is voorbij. Het is tijd om Mount Washmore te bedwingen. Het kost me vijf dagen.

Die luttele minuten - wat zeg ik? secónden! - dat de was bij is. Heerlijk. Ultiem genot. Mount Washmore is ook deze keer weer bedwongen. Wat ben ik trots op mezelf dat dit klusje weer geklaard is. De was is zelfs opgevouwen en het ligt in de kast! Graag de eeuwige roem en dank vergezeld van helder, stralend licht en een gospelkoor. Dank u, dank u.

Geen gospelkoor op de LP afspelen graag, want die krassende plaat hoort er natuurlijk ook bij in als je daar, in dat donkere hoekje achter de wasmand, nog een verdwaalde sok vindt of twee van de drie kinderen spontaan gebukt gaan onder een fikse buikgriep.

maandag 23 oktober 2017

Even wachten

In een vorige Blog schreef ik al eens eerder dat het toch niet zo kon wezen dat ik vanwege mijn haast, mijn kind haar drang tot autonomie zou ontzeggen. Lees voor de letterlijke quote en de aanleiding voor die opmerking ‘Ik Kan Het Zelluf’.

Dat zette mij natuurlijk weer aan het denken over andere uitspraken die Peuter doet. In ons gezin heeft iedereen een functie waarvoor ze nooit hebben hoeven solliciteren. Kleuter onderhandelt graag en spreekt ons continue aan op ons gedrag. Hij is de Rechter. Peuter is een perfecte kopie van ons gedrag. Zij is de Spiegel. Baby heeft in haar korte leven ook al een prachtige functie bemachtigd: de Barometer. Ze geeft perfect weer wat de luchtdruk in huis is.

Mijn lieve jonge Blommetjes vervulden hun functie die doordeweekse dag ook weer met verve.

Ik sta te koken met Baby in de draagdoek op mijn rug. Peuter zit te puzzelen aan de eettafel en Kleuter bouwt een supersonische tunnel voor zijn vliegtuig. Ik blijf naar het fornuis gericht en vraag vriendelijk aan Peuter of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter negeert me. Ik merk dat Kleuter zijn oren spitst en de situatie analyseert. Baby slaapt lekker door. Uiteraard verandert de situatie niet, want waarom zou je in één keer naar je moeder luisteren, ondanks de huisregel: we reageren direct op elkaar. Misschien dat ik in een latere blog nog terug kom op de geboorte van die regel trouwens.

Ik draai me om van het fornuis en vraag nogmaals aan Peuter of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter staart nog strakker naar haar puzzel. Kleuter is inmiddels gestopt met spelen en houdt de situatie goed in de gaten. Baby verlegt haar hoofd van links naar rechts en zuigt fanatiek op haar speen.

Ik raak wat geïrriteerd. Baby opent één oog en mompelt wat. Kleuter zit inmiddels als een stokstaartje overeind om beter overzicht te hebben en als Peuter laserogen zou hebben, zou er nu een serieus gat in haar puzzel en in de tafel zijn ontstaan. Ik herhaal mijn vraag, duidelijk articulerend en Peuter aansprekend bij haar voornaam. Ze negeert me nog steeds, dus ik ga over op de laatste keer vragen: met voor- én achternaam. Baby is wakker en begint onrustig te hupsen.

Twee paar gitzwarte ogen schieten van de puzzel af en kijken me strak aan. Een zucht. ‘Even wachten zeg ik toch!’

Als moeder heb je dan een keuze. Mijn instinct en eveneens vurige karakter (dat hebben ze natuurlijk niet van een vreemde) willen met gestrekt been in de situatie springen. Ik vind van alles van haar blik, haar opmerking en het feit dat ze me tot drie keer toe compleet negeerde, om dan vervolgens ook nog eens te reageren of ik hier de dove kwartel ben en haar niet heb gehoord toen ze me vertelde dat ze haar puzzel af zou maken en ik even moest wachten. Ik hoef niet lang te wachten, want daar springt de Rechter al in het veld: ‘Hee! Jij hebt helemaal niet gezegd tegen mamma dat ze even moet wachten. Hoe kan je dan zeggen toch?’

Peuter is verrast door deze verrassende verbale overtuigingskracht en aangezien ze zelf verbaal iets minder ver is, maar wel beschikt over uitstekende non-verbale kwaliteiten en een indrukwekkend aantal decibellen, draait ze zich naar de andere kant van de stoel, maakt slaande bewegingen met haar armen en gilt ‘NOUHOUHOUUUU’.

Goed. Een nieuwe situatie om op te anticiperen, want het is duidelijk dat Kleuter gelijk heeft, alleen kan Peuter daar natuurlijk helemaal niets mee. Die wil gewoon haar puzzel afmaken en vindt het schandalig dat ik het alleen al durf te vragen om haar spel te onderbreken voor zoiets futiels als eten. Wat ze waarschijnlijk toch niet lust. Of niet wil, omdat haar broer het niet wil.

Eerst de aandacht even naar Kleuter. Ik stel hem gerust, benoem dat hij gelijk heeft en dat ik me verder wel kan redden met Peuter. Hij kan beter gaan spelen of beginnen met de tafel te dekken. Dat laatste is in zijn hoofd duidelijk een optie om een sprint te trekken naar de speelhoek.

Dan de aandacht naar Peuter. Inmiddels ken ik haar alweer bijna drie jaar en is mijn arsenaal aan Peuter-gereedschap flink uitgebreid. ‘Je hebt geen zin om te stoppen met puzzelen zeker?’ Peuter breekt direct: ‘Nee…’ ‘Nou, dan schuif je gewoon een stoel op en ga je daar verder puzzelen of je schuift hem even aan de kant en dan ga je na het eten nog even verder.’ Peuter is erg blij met deze handreiking, want nu kan ze zélf een beslissing maken. Ze schuift haar puzzel aan de kant en wil me helpen met het dekken van de tafel.


Baby is inmiddels weer in slaap gedommeld. Als er geen honger is, is mamma meer dan genoeg.

maandag 16 oktober 2017

Perfectie

Ik las eens een mooi boek waarin er onderzoek is gedaan naar de verschillende manieren van ouderschap over de gehele wereld. Met name de eerste levensjaren zijn daarbij breed onderzocht. Ontzettend herkenbaar en interessant was het om te lezen dat iedereen, of ze nu ouder zijn of niet, een idee heeft over hoe je kinderen hoort groot te brengen.

Daar begon het bij ons ook. We hadden al ideeën over het ouderschap voordat we überhaupt ouders waren. Ik weet niet of dat een drang was naar perfectie, maar het was in ieder geval wel de drang in het nastreven van een bepaald beeld wat er in je hoofd zit. Dat is er neergezet door cultuur en opvoeding.

Perfectionisme is vaak ook onlosmakelijk verbonden aan faalangst. Nou ben ik dat inmiddels ook wel te boven gekomen, maar daar had ik wel een paar zwangerschappen en bevallingen voor nodig. Als het gaat om ouderschap in ieder geval.

De onzekerheid om het verkeerd te doen – al vraag ik me nu af wat je in hemelsnaam verkeerd kan doen bij de verzorging van je baby – was bij de eerste zo nadrukkelijk aanwezig. Elke scheet, elk geluidje, elk huiltje. ‘Joh, wat bedoelt ‘ie nu?’ Je bent als ouder zo gewend om op je verstand te varen (ook dit is volgens mij cultuurgebonden) dat het ontzettend eng, moeilijk of onwennig is om ineens op je gevoel te moeten varen.

Nadat je jezelf door de babytijd hebt heen geworsteld, breekt de dreumestijd aan. Je dreumes ziet er op zijn of haar 1e verjaardag nog aardig perfect uit. Natuurlijk is hij wel eens van de bank gestuiterd. Of frontaal met het gezicht op de grindtegels bij opa en oma geklapt. Ook is er misschien een littekentje te ontdekken van een kaarsje, de oven of de verwarming, maar je was dat eerste jaar vooral ontzettend alert op dat je lieve, mooie, perfecte baby niets zou overkomen.

Een dreumes leert lopen. Dat gaat letterlijk met vallen en opstaan. Sommigen houden van klimmen. Dat gaat met nog meer vallen gepaard. Anderen houden van heel veel klimmen en inmiddels zit je zo vaak bij de huisarts of de huisartsenpost, dat je bang bent dat je een aantekening krijgt in het dossier van je kind vanwege het vermoeden van mishandeling.

Mijn dreumes ging voor het eerst naar het kinderdagverblijf met 14 maanden. Hij liep al een hele tijd. Toen we hem ophaalden aan het eind van de eerste dag leek hij wel een ork: hij was precies met de bovenkant van zijn neus, tussen zijn wenkbrauwen, op de vloer gevallen. De leidsters voelden zich natuurlijk hartstikke schuldig. Wij konden alleen maar beamen dat hij zich daar net zo gedroeg als thuis.

Dreumes werd een peuter. De dreumes had geregeld kleine wondjes en dat was al een beetje loslaten van het perfecte lijfje dat je na 9 maanden zwangerschap in je armen had. De peuter daarentegen verkent de wereld nog meer en bij een grotere wereld horen ook grotere ongelukjes.

De peuter stuiterde regelmatig op het asfalt als hij ging ‘crossen’ met zijn loopfiets. Dan hoorde ik weer een oorverdovende klap met aansluitend gegil, waarbij mijn buik zich omdraaide en mijn hart een slag oversloeg. De meest enge beelden schoten door mijn hoofd. Uiteindelijk had hij zijn teen gestoten… Fijn… Zo’n peuter met gevoel voor drama.

Peuter leek ook nog steeds niet te beseffen dat je echt moet ‘zitten met je billen!!’ op de kinderstoel. Vooral onze middelste is een echte berggeit. Die heeft volgens mij nooit gekropen, maar ging direct van zitten naar klimmen. De oudste kon trouwens ook eerder de trap op, dan dat hij kon lopen.

Hoe dan ook. Die Peuter. Die valt minimaal 2x per week van de kinderstoel. Ze klimt er zelf op, maar ze eet gewoon het liefst staand en vragen om iets dat op tafel ligt kan ook niet. Zoals het een goede peuter betaamd moet je dan met je kousenvoeten op het puntje van je stoel gaan staan, zo ver mogelijk reiken naar in dit geval de boter en vervolgens met je kin keihard op de tafel klappen terwijl je voeten wegschieten van je stoel…

Peuter werd een kleuter. De wereld van een kleuter is naast heel groot, ook heel intens. Mijn man en ik hebben beiden een sterk karakter en we maken ook kleine driftkopjes. Kleuter en ik hadden een keer een meningsverschil, misschien overigens wel aangestuurd door mijn zwangerschapshormonen, want ik was echt hartstikke zwanger van Baby. We waren boven. Kleuter werd echt nijdig en wilde naar beneden lopen. Hij had alleen niet door dat hij al bij de bovenste trede van de trap was aangekomen. Dat geluid! Jakkes… Ik weet inmiddels zeker dat ook mensen kunnen vliegen, want mijn man nam eenzelfde sprong van de trap. Je bedenkt in zo’n situatie dat je kind minstens zijn rug heeft gebroken. Die van ons niet hoor… Tand door de lip…

Kleuter leerde ook steeds sneller fietsen. ‘Kijk eens hoe hard ik kan, mamma!’ Mijn buik krimpt al ineen. ‘Ja, jongen, prachtig!’. Pappa en Kleuter hadden het idee om een wedstrijdje te doen. Dat eindigde op de huisartsenpost, omdat Kleuter (uiteraard) van zijn fiets was gevallen en het pootje van zijn bril in zijn hoofd had staan. Om mijn perfecte kleuter nog extra toe te takelen kreeg hij in de kraamweek de waterpokken.

Dit bovenstaande geldt overigens vooral bij een eerste kind. Inmiddels heb ik gemerkt dat de tweede al wat meer gehavend is en van de derde ben ik blij dat ik in elk geval heb kunnen voorkomen dat ze in het eerste half jaar al bijgevoed werd met zand, lego of pindakaas.

Dus ja. Je kan wel een perfect kind gemaakt hebben. Die perfectie moet je toch ergens een keer loslaten. In ieder geval is dat mijn wijze les geweest met die ondernemende kinderen van ons. De oudste was eigenlijk een heilige vergeleken met de middelste. De oudste at nooit iets wat niet werkelijk eetbaar was. De middelste exploreerde de wereld vooral en alleen met haar mond en zat dus als 13-maander op een kerststukje te knagen.


Zo blijft het dus schakelen per kind. Het cliché van ‘geen kind is gelijk’ is dus echt waar. Voor mij betekent dat ook direct dat elk kind perfect is op zijn of haar eigen(wijze) wijze.

maandag 9 oktober 2017

Etenstijd

Het is maandag. Het is een schooldag. Ik word om 05:30 uur gewekt door de jongste telg. Het is etenstijd en ze heeft wel zin in haar ochtendborrel. 05:30 uur is natuurlijk bizar vroeg in normale mensentaal, maar daar heeft de baby uiteraard geen boodschap aan. Honger is honger. Nadat de buik weer vol is, draait ze zich nog eens lekker om en snurkt lekker verder. Dat vind ik een goed plan. Nog even een half uurtje pakken. Ik druk het nachtlampje uit

‘Zzzzzzzzz’…

Aangezien mijn lieve, prachtige, smetteloze baby er inmiddels minder smetteloos uit ziet alsof ze voor de tweede keer de waterpokken heeft - de eerste keer had ze deze namelijk in de kraamweek... good old Murphey – zit ik rechtop in bed en draait mijn oerinstinct volle toeren. Adrenaline. Wáár is die mug? Ik zál haar! Bescherm de kroost! Natuurlijk kan ik het ding nergens vinden en weet ik dat ze zal toeslaan voor haar ochtendborrel wanneer ik het nachtlampje uitknip. Dus ik blijf, nog steeds super alert, overeind zitten met het nachtlampje aan.

Na 5 minuten klaar voor actie te hebben gezeten, maar met uitblijvend resultaat, heb ik er wel genoeg van. 05:45 uur… Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Vooral de ‘nu kan ik even lekker in alle rust een kop thee drinken’ blijkt de doorslag te geven om het warme bed te verlaten.

Beneden is het heerlijk rustig. Ik geniet ervan dat ik het ontbijt kan maken terwijl ik een kopje hete (joepie!) thee wegslurp én de trommeltjes voor school al kan vullen, zonder dat peuter met een ochtendhumeur aan mijn been hangt te krijsen alsof het leven vandaag 100 kilo weegt en kleuter nauwkeurig opneemt wat er in de trommeltjes gaat, mét commentaar: ‘lust ik wel, lust ik niet’.

Het ontbijt staat klaar wanneer de kinderen beneden komen. Peuter is enthousiast: ‘Mij lekker! Pannenkoeken!’ De oudste gooit direct de kont tegen de krib en besluit in zijn ondergoed staking te houden. Na een subtiele poging tot overhalen: ‘Pak jij even de rozijnen?’ lukt het zowaar om de kinders aangekleed en wel enthousiast aan de ontbijttafel te krijgen.

‘Eet smakelijk allemaal.’

In nog geen 5 seconden is het raak. Deze keer is het peuter: ‘Bah! Mij vies!’ Ik krijg een blik op me geworpen waaruit blijkt dat ik het nooit en te nimmer in mijn hoofd had mogen halen om haar dit als ontbijt voor te schotelen.
Ondertussen krijgt de oudste bijna een paniekaanval: ‘Mamma! Mamma! Mamma! De rozijntjes willen niet op mijn pannenkoek blijven liggen. Ik WIL het!! Het lukt niet!!’

De slag is gestreden en gewonnen. De ontbijttafel is een slagveld, mede door de talloze pogingen van de oudste om de rozijnen ín de pannenkoeken te duwen en door de Rapley van de jongste. Hoe dan ook kunnen alle kinderen de dag vol frisse moed beginnen met hun buikjes gevuld. Triomf!

Dan is het lunchtijd. De middelste is weer thuis van school en doodmoe van alle indrukken. Man komt binnen en is doodmoe van het werken buiten in de regen. Ze willen maar één ding: eten! Nou was het zo dat baby ook precies op het moment dat ik de lunch wilde gaan voorbereiden om haar lunchborrel vroeg. Honger is honger. Aan wachten heeft de baby geen boodschap.

Ik heb nog niets kunnen voorbereiden. Helaas zit het dan ook nog eens in de genen dat we bloedchagrijnig worden als we honger hebben. Ik heb dus een norse man, een peuter die maar op de grond is gaan liggen ‘mij eten, mij honger, mij eten, mij honger’ x 20 en een tevreden brabbelende baby, omdat ze zo blij is met haar volle buik. Imagine the picture.

De lunch staat inmiddels op tafel. Peuter heeft haar portie al gehad voordat ze überhaupt iets heeft aangeraakt: ‘Mij wil dit niet, mij wil dieee!’ Ze wijst naar een boterham met kaas die identiek is aan het exemplaar op haar bord. Ze tilt het bord op en reikt het mijn man aan. Man durft te zeggen: ‘Ze zijn beiden hetzelfde. Eet maar lekker op.’ Je ziet de blik van peuter veranderen. Haar donkerbruine ogen kleuren bijna zwart. Ze haalt adem: ‘NEE MIJ DEZE NIET PAPPA, MIJ DIEEE!!!’ Alsof we haar niet begrepen hebben en we onze hoortoestellen hadden uitgedraaid. We proberen het nog een keer uit te leggen en geven het dan maar op. Wij hebben ook honger en het is de strijd nu niet waard. De boterham wordt gewisseld, peuter is uiterst content met de uitslag van deze veldslag en we hebben weer pais en vree.

De laatste veldslag van vandaag is het avondeten. Het is 16:30 uur en als ervaren moeder weet ik inmiddels dat alle kinderen universeel hebben afgesproken dat ze zo tussen 16:30 uur en het moment dat er (eindelijk) eten op tafel staat een soort recalcitrant uurtje hebben. Moe, honger, prikkels. Je zal het maar allemaal moeten meemaken en dan nog op je moeder moeten wachten die het eten moet koken. Ik geef het ze te doen.

Ik slinger de baby op mijn rug en begin aan het avondeten. Meestal helpt de oudste mee. Dat gaat ook vandaag weer prima. De middelste hangt de tiran uit. Het ene moment probeert ze haar broer zorgvuldig van het keukentrapje te stoten en het andere moment probeert ze hem te verleiden tot een spel, waardoor hij het keukentrapje verlaat en zij er snel op kan klimmen. Een aanbieding om aan de andere zijde te helpen is natuurlijk be-la-che-lijk. Hoe durf ik! ‘Mij wil niet die! Mij wil daar!’

Tijdens het koken krijgen de kinderen als vogeltjes in een nestje tussendoor wat in de open, vragende mondjes gestopt. Hartstikke leuk, zo samen het eten bereiden en tussendoor wat proeven. De oudste vermaakt zich prima en de middelste is inmiddels op haar rug op de keukenvloer gaan liggen om een snow angel te maken, zonder de sneeuw dan.

‘Wie wil de tafel even dekken?’

De oudste breekt nog net z’n nek niet terwijl hij al ‘ik’-schreeuwend van het keukentrapje stapt. Door de reactie van de oudste heeft de middelste het idee dat ze een waanzinnig spannend evenement mist, waarop zij alvast begint te roepen ‘mij ook! Mij ook!’ Ze springt overeind, werpt zich op haar broer en hij duwt haar verontwaardigd van zich af. Peuter zet het op een gillen en de oudste is dit inmiddels zo gewend dat hij rustig verder gaat met het verzamelen van borden en bestek.

De tafel is gedekt. Er zijn geen gewonden gevallen, peuter is weer helemaal zen en we kunnen eten. Waar het eten bereiden en het tussendoor happen fantastisch was, blijkt het eten zelf toch wat minder interessant.
De oudste prikt met zijn vork in de puree. Zijn gezicht betrekt: ‘Wat is dat? Ik zie wat groens. Ik lust geen groen.’
De middelste aanschouwt haar broer en heeft weer het idee dat dit dé manier is om door het leven te gaan. Waar ze eerst nog heerlijk zat te smullen, gooit ze haar mes en vork van zich af, trekt een pruillip en roept: ‘Mij lust dit niet!’
De jongste ontdekt heerlijk de textuur van puree. Het fungeert duidelijk ook als maskertje, haargel, shampoo en wasmiddel. Fantastisch spul! Ze kraait er zielsgelukkig bij.
De oudste kijkt nog eens naar de jongste: ‘Lust zij dit wel?’ Daaruit trekt hij de conclusie dat het proeven toch misschien wel de moeite waard is en dat het veilig is om tot je te nemen. Baby zit er namelijk ook nog springlevend bij. Zodra hij een hapje neemt, heeft de middelste haar vork ook weer ter hand genomen en ze smikkelt verder daar waar ze vijf minuten geleden gestopt was, omdat ze het 'echt vies' vond.


We zijn klaar met eten. Alles is afgeruimd en opgeruimd. Peuter stort zich ter aarde: ‘Mij zooo honger... Mij eten!’

maandag 2 oktober 2017

De baby

Ik zit achter de laptop. Baby van inmiddels alweer bijna een half jaar oud hangt onder mijn neus in de draagdoek. Terwijl ze daar zo hangt en heerlijk ligt te slapen, verspreidt ze met dat heerlijk ruikende bolletje golven en golven hormonen. Vooral oxytocine. Dat is mijn lievelingshormoon trouwens, omdat ik daar, zelfs op de dagen dat het écht niet wil, toch ontzettend rustig van raak. Wist je dat ik, wanneer ik in een mopperbui ben door ons andere loslopende wild, bewust even een flinke snuif neem aan het hoofd van Baby? Een ware guilty pleasure. Daar kan geen chocolade tegenop.

Baby staat garant voor creativiteit. Dag in dag uit. Het is een strijd tussen onze biologie, waarin die Baby gewoon 24/7 aan mamma vast hoort (in elk geval het eerste jaar) en tussen de westerse samenleving waarin ik al direct heel veel moet zonder Baby. Ik wil trouwens als gevolg van mijn cultuur ook direct weer van alles. Baby denkt daar vaak anders over en remt me af.

Met de grootst mogelijke voorzichtigheid leg ik Baby van mijn arm in de box. Ik zit ondertussen namelijk al een eeuwigheid met haar op de bank en hoe lekker en verslavend die oxytocine van haar hoofdje ook is: ik wil gewoon even bewegen! Het voordeel van de bevalling is namelijk dat je daarna van die buik verlost bent en je ook langzaam weer je lijf wat meer voor jezelf hebt. Of zoiets…
Het opstaan van de bank is succesvol. Ik voel me gespannen, maar ik voel ook de triomf. Ik verplaats mezelf richting de box. Ze blijft slapen. De triomf wordt groter. Ik leg haar neer. Geen geluid. Ik bevries, want stel je voor dat ik haar wakker maak. Ik trek mijn handen voorzichtig terug...
ALARM ALARM ALARM! Baby richt haar hoofd op en laat héél duidelijk weten dat ze het ten eerste onbeschoft vindt dat ik haar alleen leg. Hoe durf ik! Ten tweede is ze ook hoogst verontwaardigd dat ik haar wek uit haar heerlijke slaapje. Ik pak haar dus weer op. Zo plotseling als mijn trommelvliezen gepijnigd werden, zo plotseling hebben ze ook weer rust.
Als het trouwens wel is gelukt om Baby weg te leggen is er altijd wel een externe factor waardoor je nog geen 2 seconden van je triomf kan genieten. De telefoon, de deurbel, een enthousiaste bezoeker, het geblaf van de hond, een onverwachte nies, enzovoorts.

Op pad gaan met Baby is ook zoiets. Baby moet naar het CB. Waar je eerst gewoon in 10 minuten buiten stond is er nu altijd wel een door Baby zorgvuldig geplande interventie. Schone kleren aan is een garantie voor een grensoverschrijdende poepluier. Als die uitblijft hebben we ook nog het ‘mondje’ terug. Soms vraag ik me wel eens af wiens ‘mondje’ voor die opmerking is gebruikt, want ik geloof echt niet dat zo’n hoeveelheid in één ‘mondje’ past. Is dat allemaal achterwegen gebleven, dan kan Baby ook besluiten dat ze nú honger heeft. Met een hongerige Baby is er hier geen beginnen aan. Die is niet te foppen of te stillen op een andere manier dan met mijn borst. Overigens geeft ze de voorkeur aan puur natuur. Toen we wilden oefenen met een flesje keek ze ons net zo verontwaardigd aan als wanneer ik mijn man een bord vuilnis voor zou zetten. Een flelsweigeraar. Die hadden we nog niet in het assortiment.

Ik wilde ook wel weer werken. Daar heeft Baby geen boodschap aan. Het enige dat Baby wil is mamma. Nu, direct en zonder twijfel. Precies op het moment dat ik wat wil gaan doen voor mijn werk. Precies op het moment dat de oudste twee klaar staan om te vertrekken naar school. Of precies op het moment dat ik juist met diezelfde oudsten bezig ben, omdat ze buiten willen spelen, willen knutselen, een kopje thee willen of eigenlijk gewoon óók die fijne aandacht van mamma willen. Baby wilde überhaupt geen maxicosi, die we notabene alleen braaf in de auto gebruiken. Baby vindt zo’n stoel belachelijk. De oplossing bleek live vermaak: Baby zit in het midden en kan kijken naar broer en zus.

Wat Baby wil, dat moet ook direct moet gebeuren. De oudste was pittig, maar af en toe nog wel te foppen. De middelste was snel afgeleid. Die jongste… Die begint gewoon al te roepen zodra ze de stem van mijn man hoort. Komt pappa niet snel genoeg een kus brengen dan gaat het roepen over in een hoog gilletje. Komt hij dan nog niet (omdat vaders ook een soort uitknop hebben voor de stemmen van hun kinderen) dan laat Baby dat luid en duidelijk horen, totdat pappa het ook hoort (of mamma geïrriteerd roept dat pappa op moet schieten).

Het is wel grappig hoe mijn kinderen allemaal dezelfde ouders hebben en allemaal toch een totaal verschillend karakter. Bij de oudste zeiden een vriendin en ik tegen elkaar toen we in verwachting waren van de tweede: ‘Dat kan nóóit erger.’ Eh hè… Dat is gebleken. Die tweede is minstens zo temperamentvol. Waar de tweede hier tot aan anderhalf jaar echt ontzettend gemakkelijk was en dat daarna ruimschoots compenseerde, blijkt Baby in ieder geval al het eerste half jaar totaal anders aan te pakken.

Het is een heerlijk kind, die Baby. Ze maakt me bewust van alle kleine dingetjes waar ik door mijn werk als draagconsulent ontzettend veel over geleerd en gelezen heb. Dat was theorie en nu krijg ik door Baby ook de praktische onderbouwing. Dat maakt ook dat ik steeds minder snap van wat we als moeder allemaal al moéten terwijl Baby wil dat we aan haar hoofd ruiken. Ik werk voor mezelf, dus ik kan het zelf plannen en ik hang Baby tijdens het werk gewoon onder mijn neus in de draagdoek. Wat leef ik mee met al die moeders die deze vrijheid niet hebben.


Elke moeder verdient het recht om zo lang aan het hoofd van haar Baby te ruiken als ze wil. In ieder geval het eerste jaar.