maandag 13 november 2017

Slaap kindje slaap

Het slaapgedrag van onze kinderen is één van de meest besproken onderwerpen tussen Man en mij, maar zeker ook tussen bijvoorbeeld mijn moeder en mij toen onze jongste nog een jonkie was.

In de westerse wereld is slapen een privé aangelegenheid. Dat doe je in je eigen bed, op je eigen kamer en het bed van pappa en mamma is van pappa en mamma en dat gebruiken pappa en mamma dan weer niet alleen om lekker te slapen. Anders was Baby er namelijk niet geweest in de meeste gevallen.

Ik schreef van de week toevallig een artikel over hoe onze biologie en onze cultuur soms botsen. Dat onze westerse culturele invloed enorm groot is, hebben Man en ik ervaren met onze oudste. Dat was namelijk geen westerse modelbaby. Dat was een baby die altijd bij mamma wilde zijn, altijd alles wilde meemaken en absoluut geen genoegen nam met dat perfect gestylede babykamertje of dat keurig opgedekte wiegje. Hij heeft ons zo hard kennis laten maken met de biologie van de mens dat ik daar inmiddels mijn beroep heb van kunnen maken!

Dat heeft even moeten groeien. Dat de babykamer er kwam voor onze oudste was gewoon vanzelfsprekend. Met 24 weken was het klaar. Iedereen die op visite kwam wilde de babykamer bewonderen. Dat was trouwens bij de tweede een domper: hoezo, er is geen babykamer te bewonderen?!

Met 24 weken stond de box beneden te wachten op ons nieuwste gezinslid. In de 38e week kreeg ik het nog even op mijn heupen en hebben we nog een wiegje van marktplaats geplukt om Baby bij ons op de kamer te kunnen leggen. Van een co-sleeper had ik nog nooit gehoord.

Baby werd geboren en omdat we in het ziekenhuis zijn krijgt Baby een eigen bedje. Pas als we naar 24 uur naar huis gaan begint het buidelen een beetje. Ik merk hoe fijn ik het vind om Baby op mijn borst te hebben liggen. Ik zie achteraf dat ik eigenlijk amper naar dat gevoel luisterde, want we deden poging na poging om Baby in zijn eigen bedje te leggen.

Wanneer de kraamzorg weg is – en ze bleef al wat langer omdat we niet bepaald een vliegende start hadden – merk ik dat ik er helemaal niet aan toe kom om voor mezelf te zorgen. Elke keer als ik Baby weg leg begint hij oorverdovend te schreeuwen. Ik pak Baby dus weer op – met een beetje gemengde gevoelens - en zo zit ik dan om 13:00 uur ’s middags nog steeds in mijn pyjama op de bank. Mét slapende Baby op mijn borst. Dat dan weer wel.

Dit gaat een tijdje zo door. Ik vraag me af of dit wel normaal is? Er zou toch niets met Baby zijn? Waarom slaapt hij niet in zijn eigen bedje?

Tijdens de kraamvisites geef ik Baby uit handen, terwijl ik dat eigenlijk niet wil. Vervolgens zitten we de hele avond met een krijsende Baby. De avond gaat over in de nacht en Baby krijst nog steeds. De volgende ochtend ben ik moe, Man is moe en Baby slaapt eindelijk. Op mijn borst, terwijl ik in mijn pyjama op de bank zit.

Na zes weken oppert de lactatiekundige dat het misschien een idee is om een draagdoek te gaan gebruiken. Ze heeft haar eigen kinderen gedragen en ze vond het fijn. Ik heb er nog nooit van gehoord, maar inmiddels doen mijn billen pijn van het zitten op de bank en ken ik de programmering van de televisie uit mijn hoofd. Wat een leven… Dat had ik niet zo voor ogen toen we besloten dat we Baby in ons gezin wilden verwelkomen. Elke optie is welkom.

De draagdoek blijkt dé oplossing: Baby is voor het eerst sinds zes weken ’s avonds stil en hij slaapt. HIJ SLAAPT!! Wat een wondermiddel is dit zeg. Ik heb mijn handen vrij en ik kan eindelijk ook weer een beetje voor mezelf zorgen. Make-upje op, want daar hou ik van. Flinke porties eten, want daar hou ik van. Even een luchtje scheppen, want daar hou ik van. Baby slaapt, daar hou ik van.

Het wonderlijke van de draagdoek blijkt niet altijd even wonderlijk. Los van al het commentaar dat ik krijg op deze onconventionele stijl van met Baby omgaan – dragen doen ze namelijk alleen in Afrika – huilt Baby eigenlijk nog steeds wel veel. Bij voorbaat in de nachten. Het dragen doet me soms ook zeer, omdat de bevalling zwaar was en Baby minstens zo zwaar is met zijn spekbenen en bolle wangetjes.

Soms slaapt Baby ’s avonds wel. Met de hoogst mogelijke voorzichtigheid leggen we hem in zijn eigen bedje. Hij lijkt een soort ingebouwde sensor te hebben (en natuurlijk is dat ook zo), want wanneer hij het matras raakt wordt hij al wakker. Baby laat heel erg duidelijk merken dat hij het er niet meer eens is dat hij het zonder de warmte van de moederborst of vaderborst moet doen.
Na drie maanden is man het zat: ‘Wanneer gaat hij nou op zijn eigen kamer? Al die gebroken nachten. Zo leert hij nooit op zichzelf slapen.’

Ik vind dit oké op de voorwaarde dat Man dan Baby sust wanneer Baby huilt. Ik ben inmiddels zo moe dat ik voor de simpelste oplossing kies: Baby naast mij. Dat Man dat anders wil moet hij weten, maar ik heb echt geen zin om nog moeër te worden. Bovendien moet ik binnenkort weer aan het werk. Ik kan mijn rust gebruiken.

Het gaat twee nachten goed. Dat wil zeggen. Ik slaap en Man loopt ongeveer achttien keer per nacht naar Baby om hem te sussen. De derde nacht ligt Baby weer naast me en slapen we allemaal weer wat rustiger. Al houdt Baby een ritme van maximaal drie uur per slaapje aan. We slapen wel.

Baby is een half jaar. We slapen een half jaar met elkaar op de kamer en Baby is uit zijn wiegje gegroeid. Op internet heb ik gelezen over een co-sleeper. Dat lijkt ons wel wat. We halen de ledikant van de perfect gestylede babykamer af – die wordt toch niet gebruikt – en we maken er een co-sleeper van. Voor mij maakt dat het voeden nog gemakkelijker en ik kan ook even mijn arm in het bed van Baby leggen wanneer hij begint te mopperen.

Man moppert af en toe nog steeds. Zo rond een half jaar, zo rond een jaar en zo rond anderhalf jaar doet hij weer een poging om inmiddels Dreumes op zijn eigen kamer te krijgen. Dreumes verzet zich hevig. Hij breekt de tent af!

Op advies van onze omgeving doen we nog zoiets als slaaptraining, maar als ik er aan terug denk gaan mijn nekharen alweer rechtovereind staan. Deze Baby en later Dreumes is gewoon niet te trainen. Die heeft een eigen wil en ook een heel duidelijke reden dat hij huilt zoals hij huilt.

Ik ben zwanger van de tweede. Man wil weer een poging doen om Dreumes op zijn eigen kamer te krijgen. Ik vind het eigenlijk wel best zo: we hebben een peuterbed voor onze reuze-Dreumes tegen ons bed staan en zowel ’s middags als ’s avonds ga ik met Dreumes op bed. Wat slaap ik heerlijk en wat ben ik uitgerust! Ik hou wel mijn hart vast voor deze nieuwe Baby. Wat als deze net zo is als Dreumes? Hou ik dat wel vol? Het kost wat discussie maar Man ziet ook wel in dat het zo geen zin heeft – plus, je moet natuurlijk nooit je hoogzwangere vrouw tegen je in het harnas jagen. Nieuwe Baby komt bij ons op de kamer, in een co-sleeper.

Nieuwe Baby is een westerse modelbaby. Ze slaapt. En slaapt. En slaapt. En slaapt. Dreumes is inmiddels Peuter en slaapt nog steeds niet. En niet. En niet.

We verhuizen naar Didam. Baby krijgt een eigen slaapkamer. Nog niet perfect gestyled, want ik wacht nog altijd op het moment dat Baby besluit dat ze toch gehoor geeft aan haar biologische imprint. Peuter krijgt een eigen slaapkamer. Perfect gestyled, want we wachten nog steeds op het moment dat Peuter op zijn eigen kamer zal gaan slapen. Dat loslaten van je cultuur is best hardnekkig hoor.

Zo leven we voort en voort. Peuter slaapt bij ons op de kamer. Baby en later Dreumes slaapt vooral veel, lang en altijd op haar eigen kamer. Ik raak zwanger van de derde. Mijn gevoel zegt dat dit geen westerse modelbaby wordt…

En ja hoor: bulls-eye! Deze Baby doet exact wat de biologie haar ingeeft: geborgenheid, warmte en sociale interactie zijn haar eerste levensbehoeften, op de melk na natuurlijk. Ze slaapt de nachten prima. Dat wil zeggen: ze meldt zich om de zoveel tijd voor een nachtelijke borrel en daarna slaapt ze verder. Het enige moment dat ze van zich laat horen is wanneer ik van borst wissel. Dat ongeduld zit er al vroeg in.

Kleuter heeft een hele mooie kamer voor zichzelf. Af en toe slaapt hij een hele periode in zijn eigen bed. Daarna ligt hij weer een hele periode bij ons op de kamer. Man heeft inmiddels de oerroep gehoord en heeft zelf een bed gebouwd, met uitschuifbaar bed onder ons bed. Zo kan er altijd een kind (of twee) bij ons komen liggen als ze daar behoefte aan hebben.

Peuter maakt af en toe gebruik van dit bed. Leuker vindt ze het om Risk te spelen in ons bed: ‘Mij pappa’s plekje!’ Het gaat haar echt om het innemen van de hoogste positie in onze roedel.

Baby heeft nog steeds geen eigen kamer. Ze leeft 24/7 op mij, bij mij of in ieder geval met mij binnen haar blikveld. Het wordt wel tijd voor een eigen kamer, want als ze straks kan kruipen ben ik bang dat ze uit ons bed gaat vallen. Haar kamer to-be is een rommelhok. Ik doe af en toe een poging om het op te ruimen, maar het lijkt wel alsof er vuilmagneten zijn geplaatst. Alle rommel trekt naar die kamer en wij trekken de deur dan hard dicht.

Wij moesten groeien in het luisteren naar de behoeften van onze kinderen. Dat kostte bloed, zweet en een heel hoop tranen. Tranen van vermoeidheid, tranen van boosheid en ook veel tranen van ‘en nu is het genoeg’ of ‘waarom hebben wij geen normale kinderen die gewoon lekker de hele nacht op hun eigen kamer doorslapen?’


Inmiddels maak ik mij eerder zorgen om de middelste dan om de oudste en de jongste die zoveel behoefte hebben aan hun ouders. Hoe kan het groeien…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten