maandag 11 december 2017

Nooit meer

Op de één of andere manier werkt het menselijke brein zo – of in elk geval mijn menselijke brein – dat ik iets doe, dat ik daar dan van denk dat ik dat nooit meer wil doen en dat ik het dan vervolgens toch weer doe. Eigenlijk zit dit in mijn hele leven verweven, want wie heeft er niet ook eens al kokhalzend proberen uit te brengen dat je nooit meer alcohol drinkt…

Hoe toepasselijk de alcohol dan ook mag wezen voor deze periode van het jaar. Ditmaal gaat het natuurlijk over ouderschap. In het bijzonder over de bevalling en de kinderwens.

Ik vond de bevalling van Kleuter echt níet leuk. Het was een inleiding op medische indicatie, dus sowieso al wat anders dan bij een eigen startsein. Het ging eigenlijk best goed vond ik, toen het infuus er eenmaal in zat en ik mooie weeën maakte. De verpleegkundige (of arts?) dacht daar in elk geval anders over, want die vond dat ik nog teveel praatjes had. Wist ik veel dat ik ook tijdens het bevallen gewoon door blijf kakelen. Hup, het infuus omhoog.

Die enorme stroom kunstmatige oxytocine daar wist mijn lijf niet zo’n raad mee. Tel daarbij op dat het de eerste ervaring is, dat de weg nog vrijgemaakt moest worden – en hoe beroerd dat je dan groothoofdige kinderen maakt -, dat ik amper bewegingsvrijheid had én dat ik op mijn rug lag. Ik heb mijn man vriendelijk verzocht om direct een vasectomie uit te laten voeren, want we waren nu toch al in het ziekenhuis. Dit wilde ik NOOIT MEER!

Alles kreeg een plekje. Dat duurde overigens lang. Die eerste ervaring heeft er flink ingehakt. Ik was dan ook sneller in verwachting van Peuter dan we hadden verwacht en ergens had ik het toen toch ook nog niet helemaal verwerkt. De zwangerschap was de verwerking met de bevalling als grote finish. Dit was een mooie thuisbevalling in topsnelheid. Eentje waarbij ik Man wederom vriendelijk verzocht om de zaak te laten knippen. Ik vroeg mezelf ook hardop af: ‘Waarom ben ik hier weer mee begonnen?!’ Nooit meer.

Ha. Nature is a bitch. Echt hoor. Inmiddels zit ik namelijk met nummer drie op mijn buik gebonden. Tijdens de zwangerschap verzuchtte ik al ‘nooit meer’. Al die pijntjes, hormonen wisselingen, maar vooral die transformatie van mijn lijf. Wéér! Ben je er net aan gewend dat je borsten en billen een bepaalde omvang hebben, gaan ze weer wat anders doen, want elke zwangerschap doet dus weer andere dingen met je lijf en steeds vindt je lijf het nodig om buik, borsten, billen en dijen opnieuw te positioneren.

De bevalling viel mee. Dat kan echt. Het was zo’n mooie ervaring dat ik het gewoon nog zo tien keer over zou willen doen. Alleen de periode er na. Poeh! Dat vond ik wat minder. Ik ben zo gehecht aan mijn actieve, levendige lijf. Dat zit er gewoon niet in als je er net een kind hebt uitgewerkt. Ik was ook best gehecht aan al die extra kilo’s, omdat op gewicht blijven een serieus issue is hier. Denk maar niet dat ze deze keer bleven plakken ondanks de ‘Oh wacht maar als je kinderen – twee kinderen – drie kinderen hebt.’ Zelfs de mensen die het commentaar geven passen hun verwachtingen aan… Dus ja. Mijn lijf ging aan het ontzwangeren.

Daar zit ik dan. Volledig in mijn vruchtbare periode - want ik ben pas 31 jaar - en mijn lijf heeft geen boodschap aan dingen als ‘net bevallen’ of ‘volledige borstvoeding’. Volledige cyclus is het credo. Bij die cyclus hoort dan direct ook weer die altijd maar schreeuwende biologische oerdrift. Plant je voort nu het nog kan! Maak je buik een huis voor een nieuw leven! Barst.

Die schreeuwende oerdrift moet ook hartstikke blind zijn, want ten eerste heb ik een diastase van boven naar beneden van een niet te missen drie centimeter. Voor de lezers die niet weten wat het is: mijn buikspieren zullen elkaar nooit en te nimmer meer kunnen aanraken. Natuurlijk gezien dan, want alles is te opereren.

Ten tweede heb ik al sinds de zwangerschap van Kleuter een navelbreuk. Deze navelbreuk zorgt voor een plopnavel en ik moet elke zwangerschap aanhoren: ‘Oh, je hebt een plopnavel! Dan wordt het een jongen!’ Deze plopnavel is er nu ook zonder zwangere buik. Dat is best even wennen.

Ten derde zijn mijn buikspieren kapot! Vooral tijdens het dragen van een boodschappentas moet ik bijna huilen. Ik moet een beroep doen op mijn core (binnenste spierlaag) en dat doe ik dagelijks door het dragen van Baby in de draagdoek, maar die core is ook verweekt. Dus langzaam opbouwen. Dat duurt na zo’n derde dus net even langer dan na een eerste of tweede. Laat geduld met mezelf nou nét mijn sterkste kant niet wezen.

Ten vierde is mijn buik ook gewoon kapot. Als ik op mijn zij ga liggen zie je niets meer van die ogenschijnlijk strakke slanke lijn die ik heb wanneer ik rechtop sta. Je ziet perfect waar het huisje van Kleuter, Peuter en Baby was. Dat komt nooit meer goed. Ik zal ook nooit meer een strak velletje hebben en ik zal ook nooit meer weten hoe mijn lijf er voor de zwangerschappen uit zag.

Dus. Genoeg redenen, los van allerlei externe factoren zoals gezonde kinderen, gezonde moeder, om te zeggen dat het nu echt genoeg is. Ik wil nooit meer een Baby.

Ja. Haha. Dat was dus echt zo. Na de bevalling en de eerste drie maanden daarna. Toen begon ik het langzaam te overwegen. Vooral door vergelijkingsmateriaal te zoeken en op de momenten dat je met de mascara onder je kin op de bank zit te janken omdat er drie kinderen ook zitten te huilen is het een overtuigende ‘nooit meer’. Als ze dan zoet met elkaar spelen, maken je eierstokken een sprongetje. Het is een soort wipwap of balansbalk tussen het wellus en nietus in je hoofd.

Nu zit ik met Baby van bijna acht maanden op mijn buik geknoopt. Die verdraaide natuur – en ook een beetje mijn Man die heeft laten merken dat hij nummer vier echt superleuk vindt – blijft maar door tetteren. Plant je voort! Super schattig zo’n Baby! Maak je buik een huis!

Ik ben nog jong, maar eerlijk is eerlijk, ik ben gewoon een beetje stuk van binnen. Ik vraag me ook af of dat schreeuwen van de biologische oerdrift om je voort te planten en baby’s te maken niet altijd een wens blijft zo lang je in de vruchtbare leeftijd bent. Ik bedoel. Nu kan het nog. Straks ben ik in de overgang. Dan kan het niet meer. Nooit meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten