Het is maandag. Het
is een schooldag. Ik word om 05:30 uur gewekt door de jongste telg. Het is
etenstijd en ze heeft wel zin in haar ochtendborrel. 05:30 uur is natuurlijk
bizar vroeg in normale mensentaal, maar daar heeft de baby uiteraard geen
boodschap aan. Honger is honger. Nadat de buik weer vol is, draait ze zich nog
eens lekker om en snurkt lekker verder. Dat vind ik een goed plan. Nog even een
half uurtje pakken. Ik druk het nachtlampje uit
‘Zzzzzzzzz’…
Aangezien mijn
lieve, prachtige, smetteloze baby er inmiddels minder smetteloos uit ziet alsof
ze voor de tweede keer de waterpokken heeft - de eerste keer had ze deze
namelijk in de kraamweek... good old Murphey – zit ik rechtop in bed en draait
mijn oerinstinct volle toeren. Adrenaline. Wáár is die mug? Ik zál haar!
Bescherm de kroost! Natuurlijk kan ik het ding nergens vinden en weet ik dat ze
zal toeslaan voor haar ochtendborrel wanneer ik het nachtlampje uitknip. Dus ik
blijf, nog steeds super alert, overeind zitten met het nachtlampje aan.
Na 5 minuten klaar
voor actie te hebben gezeten, maar met uitblijvend resultaat, heb ik er wel
genoeg van. 05:45 uur… Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Vooral de
‘nu kan ik even lekker in alle rust een kop thee drinken’ blijkt de doorslag te
geven om het warme bed te verlaten.
Beneden is het
heerlijk rustig. Ik geniet ervan dat ik het ontbijt kan maken terwijl ik een
kopje hete (joepie!) thee wegslurp én de trommeltjes voor school al kan vullen,
zonder dat peuter met een ochtendhumeur aan mijn been hangt te krijsen alsof
het leven vandaag 100 kilo weegt en kleuter nauwkeurig opneemt wat er in de
trommeltjes gaat, mét commentaar: ‘lust ik wel, lust ik niet’.
Het ontbijt staat
klaar wanneer de kinderen beneden komen. Peuter is enthousiast: ‘Mij lekker!
Pannenkoeken!’ De oudste gooit direct de kont tegen de krib en besluit in zijn
ondergoed staking te houden. Na een subtiele poging tot overhalen: ‘Pak jij
even de rozijnen?’ lukt het zowaar om de kinders aangekleed en wel enthousiast
aan de ontbijttafel te krijgen.
‘Eet smakelijk
allemaal.’
In nog geen 5
seconden is het raak. Deze keer is het peuter: ‘Bah! Mij vies!’ Ik krijg een
blik op me geworpen waaruit blijkt dat ik het nooit en te nimmer in mijn hoofd
had mogen halen om haar dit als ontbijt voor te schotelen.
Ondertussen krijgt
de oudste bijna een paniekaanval: ‘Mamma! Mamma! Mamma! De rozijntjes willen
niet op mijn pannenkoek blijven liggen. Ik WIL het!! Het lukt niet!!’
De slag is
gestreden en gewonnen. De ontbijttafel is een slagveld, mede door de talloze
pogingen van de oudste om de rozijnen ín de pannenkoeken te duwen en door de
Rapley van de jongste. Hoe dan ook kunnen alle kinderen de dag vol frisse moed
beginnen met hun buikjes gevuld. Triomf!
Dan is het
lunchtijd. De middelste is weer thuis van school en doodmoe van alle indrukken.
Man komt binnen en is doodmoe van het werken buiten in de regen. Ze willen maar
één ding: eten! Nou was het zo dat baby ook precies op het moment dat ik de
lunch wilde gaan voorbereiden om haar lunchborrel vroeg. Honger is honger. Aan
wachten heeft de baby geen boodschap.
Ik heb nog niets kunnen voorbereiden. Helaas zit het dan ook nog eens in
de genen dat we bloedchagrijnig worden als we honger hebben. Ik heb dus een
norse man, een peuter die maar op de grond is gaan liggen ‘mij eten, mij
honger, mij eten, mij honger’ x 20 en een tevreden brabbelende baby, omdat ze
zo blij is met haar volle buik. Imagine the picture.
De lunch staat
inmiddels op tafel. Peuter heeft haar portie al gehad voordat ze überhaupt iets
heeft aangeraakt: ‘Mij wil dit niet, mij wil dieee!’ Ze wijst naar een boterham
met kaas die identiek is aan het exemplaar op haar bord. Ze tilt het bord op en
reikt het mijn man aan. Man durft te zeggen: ‘Ze zijn beiden hetzelfde. Eet
maar lekker op.’ Je ziet de blik van peuter veranderen. Haar donkerbruine ogen
kleuren bijna zwart. Ze haalt adem: ‘NEE MIJ DEZE NIET PAPPA, MIJ DIEEE!!!’
Alsof we haar niet begrepen hebben en we onze hoortoestellen hadden
uitgedraaid. We proberen het nog een keer uit te leggen en geven het dan maar
op. Wij hebben ook honger en het is de strijd nu niet waard. De boterham wordt
gewisseld, peuter is uiterst content met de uitslag van deze veldslag en we
hebben weer pais en vree.
De laatste veldslag
van vandaag is het avondeten. Het is 16:30 uur en als ervaren moeder weet ik
inmiddels dat alle kinderen universeel hebben afgesproken dat ze zo tussen
16:30 uur en het moment dat er (eindelijk) eten op tafel staat een soort
recalcitrant uurtje hebben. Moe, honger, prikkels. Je zal het maar allemaal
moeten meemaken en dan nog op je moeder moeten wachten die het eten moet koken.
Ik geef het ze te doen.
Ik slinger de baby
op mijn rug en begin aan het avondeten. Meestal helpt de oudste mee. Dat gaat
ook vandaag weer prima. De middelste hangt de tiran uit. Het ene moment
probeert ze haar broer zorgvuldig van het keukentrapje te stoten en het andere
moment probeert ze hem te verleiden tot een spel, waardoor hij het keukentrapje
verlaat en zij er snel op kan klimmen. Een aanbieding om aan de andere zijde te
helpen is natuurlijk be-la-che-lijk. Hoe durf ik! ‘Mij wil niet die! Mij wil
daar!’
Tijdens het koken krijgen de kinderen als vogeltjes in een nestje
tussendoor wat in de open, vragende mondjes gestopt. Hartstikke leuk, zo samen
het eten bereiden en tussendoor wat proeven. De oudste vermaakt zich prima en
de middelste is inmiddels op haar rug op de keukenvloer gaan liggen om een snow
angel te maken, zonder de sneeuw dan.
‘Wie wil de tafel
even dekken?’
De oudste breekt
nog net z’n nek niet terwijl hij al ‘ik’-schreeuwend van het keukentrapje
stapt. Door de reactie van de oudste heeft de middelste het idee dat ze een
waanzinnig spannend evenement mist, waarop zij alvast begint te roepen ‘mij
ook! Mij ook!’ Ze springt overeind, werpt zich op haar broer en hij duwt haar
verontwaardigd van zich af. Peuter zet het op een gillen en de oudste is dit
inmiddels zo gewend dat hij rustig verder gaat met het verzamelen van borden en
bestek.
De tafel is gedekt.
Er zijn geen gewonden gevallen, peuter is weer helemaal zen en we kunnen eten.
Waar het eten bereiden en het tussendoor happen fantastisch was, blijkt het
eten zelf toch wat minder interessant.
De oudste prikt met
zijn vork in de puree. Zijn gezicht betrekt: ‘Wat is dat? Ik zie wat groens. Ik
lust geen groen.’
De middelste
aanschouwt haar broer en heeft weer het idee dat dit dé manier is om door het
leven te gaan. Waar ze eerst nog heerlijk zat te smullen, gooit ze haar mes en
vork van zich af, trekt een pruillip en roept: ‘Mij lust dit niet!’
De jongste ontdekt
heerlijk de textuur van puree. Het fungeert duidelijk ook als maskertje,
haargel, shampoo en wasmiddel. Fantastisch spul! Ze kraait er zielsgelukkig
bij.
De oudste kijkt nog
eens naar de jongste: ‘Lust zij dit wel?’ Daaruit trekt hij de conclusie dat
het proeven toch misschien wel de moeite waard is en dat het veilig is om tot
je te nemen. Baby zit er namelijk ook nog springlevend bij. Zodra hij een hapje
neemt, heeft de middelste haar vork ook weer ter hand genomen en ze smikkelt
verder daar waar ze vijf minuten geleden gestopt was, omdat ze het 'echt vies'
vond.
We zijn klaar met
eten. Alles is afgeruimd en opgeruimd. Peuter stort zich ter aarde: ‘Mij zooo
honger... Mij eten!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten